In de psychiatrische hulpverlening is een nieuwe soort therapie in opkomst, die wordt ingezet tegen stress- en angstklachten en tegen depressiviteit. De resultaten zijn zo veelbelovend, dat niemand die in de branche werkt, deze behandelvorm kan negeren. Het is de aandachtgerichte therapie, of, op z’n Engels: mindfulness-based therapy.
Onder christenhulpverleners wordt de vraag bediscussieerd, of deze methode ook binnen het kader van de christelijke levensovertuiging bruikbaar is. Het eerstvolgende nummer van Psyche & Geloof wordt eraan gewijd. Waarom zou de aandachtgerichte therapie methode voor christenen niet bruikbaar zijn? Wel, deze methode gaat terug op meditatievormen afkomstig uit het boeddhisme. Is ze dan wel geschikt in een christelijk geloofskader?
Eerst iets over het doel en de werkwijze. De aandachtgerichte training kan worden omschreven als serie oefeningen om bewust de aandacht te richten op de ervaring van het moment, zonder te oordelen, en om die aandacht in het verloop van de tijd vast te houden. De ervaring van het moment heeft niet alleen betrekking op de buitenwereld, maar ook en zelfs allereerst op de binnenwereld. Zij betreft de eigen gevoelens, gedachten, mentale beelden, ideeën, lichamelijke sensaties (zoals ademhaling, hartslag, gevoel op de maag, spierspanningen), en de gelijktijdigheid die daarin optreedt, en ook de geluiden, geuren, gestalten, kleur en licht uit de omringende werkelijkheid. Op deze ervaringen van elk moment wordt de aandacht gericht. De bedoeling ervan is, dat een stabiele gewaarwording van het hier en nu wordt ontwikkeld zonder dat op de inhoud van dit gewaarzijn emotioneel wordt gereageerd. Als we die bedoeling met één woord zouden moeten typeren, zouden we kiezen voor het woord ‘aanvaarding’, zonder verzet, zonder angst of onrust.
De gelijkenis met boeddhistische meditatie kunnen ons niet ontgaan. In het boeddhisme is die meditatie gericht op het vrij worden van begeerten en gehechtheid. Het zelf met zijn hartstochten lost op, het ik wordt leeg (sjoenyata; leegte, grenzeloze openheid). Zo wordt een persoon volkomen ontvankelijk, hij raakt onthecht en is niet meer verblind. Men kan de dingen zien en nemen zoals ze zijn.
Kan men de aandachtgerichte therapie daarvan zo losmaken, dat ze los verkrijgbaar is? Er zijn mensen die dit ontkennen. Zij wijzen er dan op, dat meditatie altijd neigt naar het ‘absolute’, de ‘dieptedimensie van het bestaan’, het ‘goddelijke’. Men voelt zich verbonden met een grotere werkelijkheid die de waargenomen buitenwereld overstijgt. Met andere woorden: hier wordt verdedigd dat de levensbeschouwelijke oorsprong van de therapie onlosmakelijk een levensbeschouwelijke interpretatie met zich meebrengt. Als dit waar zou zijn, zouden we met deze therapie erg terughoudend moeten zijn.
Men kan er echter ook anders tegenaan kijken. Waarom is het boeddhisme verwerpelijk? Niet omdat het geen verstandige inzichten zou hebben voortgebracht, want dat heeft het wel, maar omdat (of: voor zover) het zich presenteert als een complete heilsleer, die iedere andere heilsleer, dus ook de ware, die van Christus, overbodig meent te maken. Deze pretentie is in het licht van het christelijk geloof onaanvaardbaar.
Is het boeddhisme echter even verwerpelijk indien we delen ervan benutten als niet meer dan een werkzame methode voor psychisch welzijn? Ik denk het niet. In ons geval kan de eruit afgeleide aandachtgerichte oefening ons helpen om onszelf niet langer te fixeren op onze eigen negatieve gedachten, gevoelens en lichaamssensaties. Misschien kan er zelfs een bodem bereid worden waarin de evangelische noties als vertrouwen, onbezorgdheid, niet oordelen, leven in vrijheid, de verloochening van het oude ik dat zich in zijn zekerheden verschanst, kunnen worden gezaaid.