Actie voor theologische bibliotheek Apeldoorn

Het vrouwencomité is ermee gestopt. Het draagvlak werd allengs minder. Jaarlijks gingen vrouwen eerst met busjes, later met acceptgiro’s, en doorgaans met veel liefde, de gemeenteleden langs voor een bijdrage aan de bibliotheek van de Theologische Universiteit in Apeldoorn. Vorig jaar bracht dat nog het mooie bedrag van € 65.000 op. Dat was echter voor het laatst. Daarom is de universiteit zelf met een initiatief gekomen om geld in te zamelen, via een brochure die aan alle leden is toegestuurd.

Een artikel in De Wekker werpt daar een lichtbundel op, in een gesprek met de voorzitter van het college van bestuur, ir. W.J.A. Hanekamp. Hoe belangrijk is de blijvende financiële steun van het grondvlak? De voorzitter beantwoordt die vraag met een verwijzing naar een uitspraak in de brochure: “Googlen op internet is eten in een snackbar. Studeren in een goede bibliotheek is dineren in een sterrenrestaurant. Veel aantrekkelijker!” Die vergelijking bracht bij mij een vragencarrousel in beweging.

Hoe nuttig is eten in een sterrenrestaurant? Buiten de deur kan men toch ook smakelijke en voedzame maaltijden bekomen met prijzen die ver beneden de tarieven van een sterrenrestaurant liggen? Anders gezegd: een bibliotheek met allure mag dan wel aantrekkelijk zijn, hoe nuttig is die, en hoeveel geld is het waard dat we die op peil houden?

In het artikel wordt vooral gefocust op het belang van goede studie voor het maken van preken. Maar dat is slechts één aspect van het belang van een theologische bibliotheek, een waarvoor ik de bibliotheek in Apeldoorn niet nodig heb. De studenten die het moeten leren natuurlijk wel, maar voor het bij de tijd houden van de bibliotheek voor dat doel is geen € 65.000 per jaar nodig.

Een ander aspect is het doen van onderzoek. Dat is voor de vorming van studenten tot gekwalificeerde theologen ook van belang, en daar moeten de middelen voor aanwezig zijn, waaronder een goed onderhouden bibliotheek. Met veel genoegen heb ik voor mijn studie door de jaren heen van theologische en andere bibliotheken gebruik gemaakt, in Apeldoorn, Utrecht en Kampen. Maar hier liggen voor mij ook nog een paar vragen.

In hoeverre is de opleiding voor de bekostiging van de bibliotheek aangewezen op eigen middelen? Vroeger moest de hele opleiding, inclusief bibliotheek, door de achterban worden bekostigd. Dat is nu anders. Worden de basisvoorzieningen niet door het rijk gefinancierd? Ik denk daarbij aan computers en abonnementen op wetenschappelijke tijdschriften. Uit de verstrekte informatie wordt het niet duidelijk.

Ik begrijp dat van die € 65.000 niet alleen papieren boeken worden aangeschaft, maar ook digitaal materiaal. Toch ligt het aantal boeken per jaar nog op 700. Is dat niet veel? Laten we aannemen dat per boek gemiddeld € 50 wordt neergeteld, dan komt dat op een totaal van € 35.000 per jaar. Het lijkt niet onredelijk aan te nemen dat boeken voor die gemiddelde prijs een gemiddelde dikte van 3 cm hebben. Dat levert 21 m aan boeken op per jaar. Dat zijn drie kasten van elk zeven planken. In tien jaar is dat 30 m aan kastruimte. Gaat dat in werkelijkheid echt zo hard? Hoe is dan te voorkomen dat de bibliotheek helemaal verstopt raakt?

Naast dit logistieke probleem kun je je afvragen of 700 boeken per jaar niet een beetje veel van het goede is. Verschijnen er zo veel boeken die er echt substantieel toe doen in de theologie? Ik vraag het uit onwetendheid. Ik zou daar meer inzicht in willen hebben. Vooralsnog denk ik dat het met de helft toe zou kunnen, tenzij we het aandachtsveld zouden verbreden tot aangrenzende gebieden zoals filosofie en sociale wetenschappen. Maar daarvoor kunnen we beter bij een grote universiteit zijn, waar vele wetenschappen samenkomen.

Samengevat: voor mij is het niet nodig dat een wetenschappelijke bibliotheek de status van een sterrenrestaurant heeft om toch in de wezenlijke behoeften te kunnen voorzien.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , . Bookmark de permalink.