Advies aan de ChristenUnie (2)

De commissie voor het homoadvies van de ChristenUnie heeft mijn raad ter harte genomen: doe geen algemene uitspraak! Zie mijn ‘Advies aan de ChristenUnie (1)’.
Gekheid natuurlijk. Op het moment dat ik in mijn weblogboek schreef, lag het advies aan het bestuur al klaar. Het was alleen nog niet naar buiten gebracht.
Ik wist toen niet dat de publicatie nog maar zo kort op zich zou laten wachten.
Maar ook al heeft het geen gewicht in de schaal gelegd, het is wel bijzonder dat mijn informele advies zo spoort met het uiteindelijke rapport.

Intussen is er ook al weer de nodige kritiek losgekomen.
De evangelische theoloog Gijs van den Brink sprak voor Eén Vandaag zijn vermoeden uit, dat wanneer de CU niet in de regering had gezeten, er een heel ander rapport op tafel zou zijn gekomen. Met andere woorden, de kool en de geit moesten worden gespaard en belangen veiliggesteld. Je reinste opportunisme dus.

Op deze wijze toont men wel een erg lage dunk voor de mate van gewetensvol handelen bij de leden van de adviescommissie. Maar dat is niet het enige en ook niet het belangrijkste.
Aan de uitspraak van de commissie ligt een principiële overweging ten grondslag.
Dat is dat bij meningsverschillen over de toepassing van de Bijbel in de huidige situatie de CU als politieke partij zich niet als kerkenraad moet gaan gedragen.
De politiek bevindt zich in een andere wetskring dan de kerk, om het in termen van de Reformatorische Wijsbegeerte uit te drukken.
Als alle leden van een christelijke partij het op bepaalde punten over de toepassing van de Bijbel eens zijn, is er geen probleem.
Maar o wee, als over die toepassing verschil van mening blijkt te bestaan. Dan moet goed gekeken worden naar de aard van de onderhavige kwestie.
Gaat het om een zaak met directe politieke implicaties? Dan is een interne discussie, uitmondend in een bindende conclusie op haar plaats.
Of gaat het om een zaak zonder directe politieke implicaties? Dan moet een politieke partij zeer terughoudend zijn in een uitspraak.
Door die wijsheid heeft de commissie zich laten leiden.

Een andere kritische reactie is te lezen in het commentaar van het ND van 20 mei 2008. Door deze standpuntbepaling zou de hete aardappel doorgeschoven worden naar de selectiecommissies. Daarmee is de kou wel even uit de lucht, maar zal de kwestie zich op enig moment naar aanleiding van een concrete casus zeker opnieuw aandienen. Dat betekent dat de partij haar kwetsbaarheid op dit punt behoudt.
Op zichzelf genomen is dat juist. Toch denk ik dat deze situatie te verkiezen is boven een uitsluiting op voorhand.
Wat is het verschil? Als bij voorbaat bepaalde categorieën mensen worden uitgesloten, werkt dat stigmatiserend voor die mensen. Zij krijgen een stempel opgedrukt: ongeschikt. Zo moeten wij als mensen niet met elkaar omgaan.
Wanneer in concrete gevallen steeds weer een beslissing moet worden genomen over de vraag of een kandidaat representatief is voor de partij en het partijstandpunt geloofwaardig kan uitdragen, gaat daaraan een ontmoeting met de betreffende personen vooraf. Zij krijgen de kans hun positie en overtuiging te verantwoorden, en de commissie is per geval verplicht om een afwijzende beslissing inhoudelijk te verantwoorden.
Daardoor wordt aan mensen meer recht gedaan. Zo’n manier van doen pleit voor een partij die christelijk wil zijn.

En nu maar hopen dat de ledenvergadering met het voorstel zal instemmen.
Ik wens en bid de bestuurlijke en politieke leiding van de partij veel wijsheid toe om het proces van bespreking en besluitvorming in goede banen te leiden.

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.