Arminius

Rond de theologische opleiding van Apeldoorn en in de door haar gediende kerken is wat verwarring ontstaan over de mate waarin Arminius ketters dan wel rechtzinnig is geweest. Dit naar aanleiding van een dissertatie waarin wordt betoogd dat Arminius niet kan worden beschouwd als profeet van de vrije wil die afbreuk deed aan het ‘sola gratia’. In rechtzinnige kring wordt hij daarvoor dikwijls gehouden en wordt er voor hem gewaarschuwd. De kwestie is van kerkelijk belang, omdat Arminius wordt gehouden voor de dwaalleraar die in de Dordtse Leerregels, een geldend belijdenisgeschrift in de kerken, wordt bestreden. De auteur van de dissertatie betoogt echter dat Arminius niet moet worden vereenzelvigd met de latere Remonstranten die zich op hem beroepen. Ik heb de dissertatie niet gelezen, alleen erover gelezen, dus bij voorbaat excuus als ik de nuance mis.

Hoe zit de vork in de steel? Het is waar dat men Arminius niet in de schoenen kan schuiven wat latere Remonstranten allemaal hebben beweerd. Die zijn spoedig in vrijzinnig vaarwater terechtgekomen. Ook is het waar dat er regelmatig van alles over Arminius wordt beweerd dat de plank mis slaat. Dan wordt er een soort pelagiaan van hem gemaakt, iemand die van mening is dat de wil door de zonde niet geheel is bedorven en nog wel degelijk in staat is om naar God te vragen. Deze verzwakte wil heeft alleen de steun van Gods genade nodig om werkelijk God te vinden en Hem te dienen.

De andere kant is echter, dat de Remonstrantie waartegen de Dordtse Leerregels zich keren, wel degelijk de standpunten van Arminius vertolkt. Wat is de essentie van zijn opvatting? Ook hij leert dat iedere mens volstrekt aangewezen is op de genade van God om gered te worden. Een mens draagt op geen enkele wijze bij aan zijn redding. Alleen, en dat is zijn punt, als God met zijn genade tot de mens komt, stelt Hij hem en haar in staat te geloven en in dat geloof te volharden. De mens houdt echter altijd het vermogen om zich tegen de werking van God te verzetten en daar nee tegen te zeggen.

De Dordtse Leerregels stellen daar tegenover, dat als God door zijn Geest werkt de mens zo overweldigd wordt door diens kracht, dat zijn wil veranderd wordt, zodat hij of zij uiteindelijk niet anders kan dan God willen dienen.

Met dit verschil van inzicht kan men verschillend omgaan. Men zou kunnen zeggen: hier openbaart zich een verschil in opvatting over wat vrijheid is. Is vrijheid uiteindelijk keuzevrijheid, of of is het: in de vrijheid gesteld zijn, verlost van de machten die onze wil knechten, zodat wij vrijwillig God in liefde dienen? Men zou kunnen zeggen: Arminius hangt uiteindelijk een humanistisch mensbeeld aan, waarin de mens de regie over zijn leven houdt, tegenover het reformatorische mensbeeld, waarin de mens als beeld van God alleen in afhankelijkheid van God vrij kan zijn en alleen door God in die positie gebracht kan worden. In moderne termen zou men kunnen zeggen: het verschil draait om de autonomie. Bij Arminius is de autonomie het ideaal, in de gereformeerde belijdenis is autonomie (zelfbeschikkingsrecht) opstand tegen God.

Dit zijn grote woorden. Daarmee moeten we voorzichtig omspringen. Dat hangt samen met het volgende. Ik veronderstel dat het Arminius primair te doen was om het rechte verstaan van de Schrift. Slechts in dat licht kan het oordeel over Arminius fair zijn. De theologische discussie moet daarover gaan. Die wordt door een aangenomen belijdenisgeschrift nooit overbodig gemaakt.

Intussen kan de lezer aan de hand van de gegeven kenmerken vaststellen in hoeverre hij of zij zelf een ‘arminiaan’ is. De geest van deze tijd heeft Arminius in ieder geval mee.

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.