Betere preken

Als de kerk het onderspit zou delven, ligt dat in de eerste plaats aan de kwaliteit van de preken. Dat is de mening van Henk Stoorvogel in Opwekking Magazine van maart 2018, overgeschreven in het ND van 26 februari 2018. Er moet zijns inziens beter worden gepreekt. Hij kan daarin gelijk hebben. In de kerken van de Reformatie heeft de preek altijd centraal gestaan als genademiddel waarmee God ons aanspreekt en bij ons binnenkomt. Als dat niet meer gebeurt, omdat de preek is verschraald tot een theoretisch betoog, dan treedt het wonder van de communicatie tussen God en mens niet meer op. Dan worden mensen niet meer ingewonnen voor God. Dan raakt de kerk in verval.

De vraag wordt dan: wat is ‘beter preken’? Bij de kenmerken die hij daarbij naar voren brengt, denk ik: hij bedoelt het goed; maar toch schud ik mijn hoofd. Een goede preek wordt volgens hem onder tranen geboren, door de Geest ingeblazen, door gebed gevormd en op het scherpst van de snede gebracht. De waarheid moet niet alleen worden verkondigd, ze moet vol vuur, passie en met wijsheid worden verkondigd.

Hoe komt het toch, dat ik me bij dit soort benaderingen meteen zo moe begin te voelen? Omdat ik daaraan niet kan voldoen? Ik denk dat er meer speelt. Het klinkt me allemaal nogal overdreven in de oren. Waarom is gelijkmatigheid een vijand van de Geest? Waarom moet het allemaal met tranen, vuur en passie? En waarom vooral scherp en bijvoorbeeld niet liefelijk en troostrijk? Onwillekeurig denk ik: zijn dit wellicht de kenmerken waar Stoorvogel zelf mee scoort?

Er wordt ook zo veel bij de prediker neergelegd, alsof het van hem of haar afhangt. Eigenlijk is dit voor mij het kernprobleem, de oorzaak dat ik die verlammende vermoeidheid over me heen voel komen. Ik word met onhaalbare eisen geconfronteerd. En dat ten onrechte. Want het hangt niet van mij af. Als een ander de boodschap niet aanvaardt, ligt de schuld daarvan niet bij mij, maar bij de persoon zelf. Paulus benadrukt in zijn eerste brief aan de Korintiërs zelfs dat niet het uiterlijke vertoon en de indrukwekkende voordracht mensen tot geloof brengt. Het is de dwaasheid van de prediking zelf.

Nee, we moeten de kracht niet zoeken in flitsende vondsten, daarin ben ik het met Stoorvogel eens. Wat hij bedoelt is, dat het geheim juist niet bij de prediker ligt, maar bij de heilige Geest. Daarom is het voor de prediker van belang een geschikt werktuig van de Geest te zijn en zich door de Geest te laten leiden. Dat heb ik best begrepen. Maar als hij dat verder gaat uitweken, schiet hij toch weer door. Dan komt het accent toch weer bij de gemoedsgesteldheid van de prediker te liggen.

Zouden we onze rol als predikers niet beter wat bescheidener kunnen inschatten. Met woorden als scherp, vurig, tranen en passie ben ik wat voorzichtig. Laten we nu eens gewoon focussen op liefde. Het gaat om liefde tot God, liefde tot zijn Woord en liefde voor de mensen. Als we ons daardoor laten leiden, zijn de voorwaarden aanwezig voor de geestelijke communicatie waarom het in de prediking gaat. Die liefde hebben we niet van onszelf. Die ontvangen we van God, en daarom ervaren we die ook in volstrekte afhankelijkheid van God. Als we zo preken, mogen we weten: de rest doet God.

Volgens mij wordt zo volledig recht gedaan aan de bedoeling van Stoorvogel. Tegelijk halen we er niet meer bij dan nodig is. Alles wat er extra bij gesleept wordt, staat de communicatie alleen maar in de weg. Je komt er als prediker met je sentimenten alleen maar tussen te staan. En dat is nu net wat Stoorvogel niet bedoelt.

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie met de tags , , , . Bookmark de permalink.