Als de woorden ‘feit’ en ‘verbeelding’ aan elkaar gekoppeld worden, verwachten we eerder een verbinding met ‘of’ dan met ‘en’. Het is het een of het ander: feit of verbeelding. Verbeelding wordt dan opgevat als iets wat je je alleen maar inbeeldt, en wat dus geen feit is. Maar in de titel van deze blog spreek ik bewust van feit én verbeelding. Verbeelding hoeft namelijk niet te betekenen dat je je iets alleen maar inbeeldt. Verbeelding kan ook betekenen dat feiten met behulp van beelden ter sprake worden gebracht. Ze spreken tot de verbeelding. Door die verbeelding, deze presentatie in beelden, wordt de betekenis van de feiten tot uitdrukking gebracht. Dat is ook aan de orde in Genesis 1. Creationisten denken in termen van feiten en raken daardoor de dimensie van de beeldspraak en de betekenis kwijt. In de rest van deze blog ga ik dat met drie voorbeelden toelichten.
Het eerste voorbeeld is dat elf maal te lezen staat: ‘En God zeide’. Negen keer is dat het geval zonder dat Hij daarmee een mens aanspreekt. Is dit spreken van God alleen feit of is het ook een beeld? In ieder geval appelleert het bij de lezer aan de ervaring van mensen die spreken. Dit ervaringsbeeld van de sprekende mens wordt toegepast op God.
Als mensen spreken, kunnen hun woorden verschillende uitwerkingen hebben. Soms is hun spreken machteloos, niemand doet wat ze zeggen. In andere gevallen worden hun woorden opgevolgd. Dan gaat het om mensen die spreken met macht en gezag. In Genesis 1 wordt van God gezegd dat Hij spreekt en wat Hij zegt ís er. Dat is macht en gezag in het kwadraat. Hier leidt de toepassing van een ervaringsbeeld op God tot het oproepen van een enorm belangrijke betekenis: God is ontzaglijk groot in zijn macht, Hij is onze aanbidding en ons ultieme vertrouwen waard. De betekenis groeit op de bodem van de verbeelding.
Het tweede voorbeeld heeft te maken met de structurering van de schepping in zeven dagen, waarbij de zevende dag geldt als de dag waarop de schepping af is en God ophoudt met dit werk. Als we dit letterlijk proberen in te vullen, komt bijvoorbeeld de vraag op wat God ging doen op de achtste dag. Of is deze identiek aan de zevende dag en staan ook de dagen daarna in het teken van Gods stoppen met werken?
Deze vragen vallen helemaal buiten de interessesfeer van de verteller/schrijver. De lezer hoort in deze beschrijving de orde die God heeft ingesteld voor zijn volk om zes dagen te werken en op de zevende dag te rusten en in deze regelmaat te leven met zijn God. Daar is het in de schepping om te doen. In die geleding van de schepping in zeven dagen gaat het er niet om dat wij precies te weten komen hoe het in zijn werk is gegaan, maar gaat het om de betekenis en de zin van de geschapen werkelijkheid. Overtuigender had de schrijver dit aan zijn lezers en hoorders niet kunnen brengen. De feiten worden in beelden gebracht die hun betekenis vertolken.
De verbinding tussen Gods rusten op de zevende dag en de regelmaat van werken en rusten voor de mensen wordt expliciet gelegd in het sabbatsgebod in Exodus 20:11: ‘In zes dagen heeft de Heer de hemel en de aarde gemaakt, de zee en alles wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom heeft de Heer de sabbat gezegend en heilig verklaard.’ Ook hier kun je zeggen dat in het teruggrijpen op de schepping feit en verbeelding in elkaar verweven liggen: Gods scheppingswerk wordt beschreven in de vorm van een werkweek en een rustdag die model staan voor het leven binnen het verbond. Vanuit onze logisch analytische denkhouding zouden wij geneigd zijn de zes scheppingsdagen als feit te bestempelen. We willen immers niet tornen aan het waarheidsgehalte van de Bijbel. De Bijbel zelf presenteert de feiten echter beeldend, in hun betekenis. Waarheid is meer dan feitelijkheid.
Het derde voorbeeld betreft de schepping van de zon, de maan en de sterren op de vierde dag. Opmerkelijk dat dit pas op de vierde dag gebeurt, terwijl God al op de eerste dag het licht geschapen heeft.Iemand die dit letterlijk als feiten wil opvatten, heeft heel wat uit te leggen. Zouden ze in Israël zo dom zijn geweest dat ze het verband niet legden tussen het licht en de zon?
Begrijpelijk wordt het, wanneer we ons realiseren dat door de omliggende volken de zon en de maan en de sterren als goddelijke machten werden vereerd. Daarvan was je afhankelijk voor het licht. Zij gingen over licht en duisternis en over nog veel meer dingen. Dan blijkt de beschrijving in Genesis 1 ineens een krachtige boodschap te bevatten: voor de bron van het licht moet je niet bij de zon, de maan en de sterren zijn, maar bij de ene God. Het licht komt direct bij Hem vandaan (eerste dag). De zon, de maan en de sterren zijn voor Hem niet meer dan door Hem gecreëerde hulpmiddelen om de lichtsterkte te reguleren. Zo is het scheppingsverhaal een aansporing om niet op natuurgoden te vertrouwen, maar op de ene God die zoveel voor Israël betekend heeft.
Ik hoop met deze voorbeelden te hebben duidelijk gemaakt dat het spreken in beelden de boodschap heel krachtig maakt en de lezer bepaalt bij de betekenis van de schepping door God. Daartegenover is het pleidooi van creationisten (en anderen) om Genesis 1 in letterlijke zin feitelijk te nemen maar vlak en schraal.