Eigenlijk was het de bedoeling om met mijn dochter nog een dag of drie naar Antwerpen te gaan, maar door een situatie in de gemeente was dat onmogelijk. Dan maar een dagje Amsterdam. Een stad met allure. Dat straalde door alle bouwwerkzaamheden aan de metro heen.
Wat me het meest trof was de plaats van de kerken. Allereerst de rooms-katholieke kerken. Aan de Kalverstraat is een klein neogothisch geveltje dat toegang geeft tot een groot kerkinterieur, de Papagaai genoemd. Een stukje verderop leidt een steegje naar de Begijnhof met de Engelse kerk, maar ook met een rooms-katholieke kapel. Die was open. In het portaal van beide godshuizen laat een mededeling de bezoeker weten dat toegang alleen bedoeld is voor mensen die stilte zoeken en een gelegenheid voor gebed.
Deze ruimten deden vriendelijk aan en maakten me bewust van de andere werkelijkheid dan de drukte van de stad.
Minder vriendelijk kwam de kerk van de reformatie voor het voetlicht. Een positeve uitzondering vormde de plaquette op de Engelse kerk, waarin de Pilgrim Fathers uit Engeland de Amsterdammers bedankten voor de gastvrijheid die ze ondervonden in dat kerkgebouw voordat ze de grote oversteek naar Amerika konden maken. De kerk was echter wel gesloten. Zou er trouwens veel wijding van zijn uitgegaan als het interieur wel toegankelijk was geweest?
Ronduit ongustig kwam de gereformeerde godsdienst ervan af in het Rijksmuseum. Als toelichting bij de geschilderde kerkinterieurs werd herhaaldelijk gemeld dat de rooms-katholieke kerken waren geconfisqueerd door het stadsbestuur en aan de gereformeerden waren gegeven, die er alle beelden en kleuren uitgehaald hebben. Zelfs over de handhaving van de orgels zijn heftige discussies gevoerd.
Op nog een andere manier werd de officiële begunstigde kerk onsympathiek neergezet. Tweemaal was een portret van de remonstrantse predikant ds. Wtenbogaert te bewonderen, eenmaal geschilderd door Rembrandt. Hij werd voorgesteld als een gematigde en verdraagzame calvinist, hofprediker van Prins Maurits, die in ongenade viel en door de dominerende strenge vleugel van de kerk in de ban werd gedaan.
Het gaat mij nu niet om de vraag wie er gelijk hebben, de rooms-katholieken, Wtenbogaert, of de strengere gereformeerden. Het gaat me om de beeldvorming.
Het beeld dat bij mij blijft hangen is, dat de rooms-katholieke kerken in Amsterdam iets toevoegen aan het oppervlakkige drukke leven dat ons zo gemakkelijk in zijn greep heeft. Ze zijn op z’n minst een verwijzing naar eeuwige waarden.
Het beeld is verder dat de gereformeerde godsdienst fantasieloos is, louter functioneel en fanatiek. Nogmaals, niet de vraag of dit terecht is houdt me nu bezig, maar wel het feit als zodanig.
Hoe kunnen wij, reformatorische christenen, naar de samenleving tot uitdrukking brengen dat wij gedragen worden door de machtige realiteit van Gods liefde? Hoe voorkomen we dat het beeld van ons bepaald wordt door activisme en betweterij? Hoe scheppen wij ruimte voor stilte en gebed? Hoe benutten wij de kracht van symbooltaal?
Het lijkt mij een belangrijke taak voor de toekomst, dat wij voor geseculariseerde medemensen een gids kunnen zijn naar de Heilige die in ons midden is.
P.S. Als reactie op dit stukje kreeg ik te horen dat in de zomerperiode de Westerkerk zes dagen in de week van 11.00 tot 15.00 uur open is, dat er één keer per week een vesper wordt gevierd en dat er één keer per week een gratis orgelbespeling wordt gehouden. Hierdoor komt het protestantse aandeel in het Amsterdamse kerkbeeld wel iets positiever uit de verf.