De ambten op de schop (1): het onderliggende probleem

Een adviescommissie, bestaande uit Rein den Hertog, Arnold Huijgen en Maarten Kater, heeft voor de synode van de CGK een advies uitgebracht over de ambten. Het meest springende punt daarin is, dat zij afscheid nemen van de gelijkwaardigheid van de ambten. Het ambt van predikant wordt boven dat van de ouderling geplaatst en de diaken wordt buiten de kerkenraad gezet. Zelf noemen zij het: nadruk op de eigenheid van elk van de ambten, waarbij predikanten het dichtst bij de kern van de ambtelijke dienst staan en ouderlingen en diakenen deelaspecten van het ene ambt vertegenwoordigen.

In het algemeen vind ik het prijzenswaard als mensen bereid en in staat zijn met een frisse blik tegen een gegeven situatie aan te kijken om op die manier tot vernieuwende inzichten te komen. Dat is ook wat mij aanvankelijk voor dit rapport innam. Gaandeweg is mijn houding echter kritischer geworden. De volgende vragen kwamen bij mij op: wat is het probleem waarop deze notitie antwoord wil geven? en: laten de gegeven antwoorden zich legitimeren als oplossingen van het probleem? Misschien is voor een legitimatie wel méér nodig dan dat, bijvoorbeeld een overtuigende Bijbelse analyse.

De commissie heeft een waslijst aan vragen meegekregen, over wat het ambt is, wat de positie van de evangelist ten opzichte van de predikant is, tegen de achtergrond van de maatschappelijke ontwikkelingen, of ook door een ouderling de zegen op de gemeente mag worden gelegd, hoe het met het beroepingswerk moet, wat de positie van een kerkelijk werker moet zijn, of de ambten ook mogen worden opengesteld voor zusters in de gemeente, en nog een paar.
Toch verklaren deze vragen slechts ten dele de ingrijpende wending in de visie op de ambten die de commissieleden bepleiten. Eigenlijk bespeur ik twee moverende probleemstellingen die de radicaliteit van deze exercitie begrijpelijk maken.

De eerste probleemstelling is de tijd waarin we leven. We leven in democratische tijden. Formele autoriteiten staan onder druk. Onze tijd wordt gekenmerkt door nivellering en functionalisering. Bucer en Calvijn legden tegen de achtergrond van de Roomse hiërarchie de nadruk op de gelijkwaardigheid van de ambten. Misschien moeten wij tegen onze andere achtergrond wel de nadruk leggen op de eigenheid van met name het ambt van predikant. Tot nu toe wordt de predikant gezien als een ouderling met een bijzondere opdracht. Voor je het weet wordt tegen de huidige maatschappelijke achtergrond die bijzondere taak uit praktische en financiële overwegingen bij een andere ouderling neergelegd. Moet het predikantschap in het belang van de kwaliteit van de verkondiging daartegen niet worden beschermd?

Het tweede achterliggende probleem lijkt mij te zijn dat van de vrouw in het ambt. Ik kan me hier vergissen, maar de vlotheid waarmee de diaken buiten de kerkenraad wordt geplaatst, met daaraan verbonden de conclusie dat dan niets de vrouw in het ambt van diaken in de weg staat, maakt me enigszins wantrouwig. Moet het daarop uitlopen, dat het predikantschap voor vrouwen door een opwaardering van dit ambt buiten bereik blijft, dat het diaken-zijn zonder veel moeite kan worden geaccepteerd en dat de discussie beperkt blijft tot de vrouw in de rol van de ouderling? Nogmaals, ik houd een slag om de arm maar stel wel de vraag.

Als deze analyse enig hout snijdt, is mijn voorzichtige inschatting dat de herziening van de ambtsleer door praktische omstandigheden wordt ingegeven. Dat kan nodig zijn. Terecht merken de opstellers op dat het Nieuwe Testament geen afgeronde ambtsleer biedt. Je kunt er verschillende kanten mee op. Dat neemt niet weg dat de nieuwe voorstelling van zaken Bijbels wel goed verantwoord moet zijn. Als dat niet het geval is, wordt het voorstel mij te opportunistisch.

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie met de tags , . Bookmark de permalink.