De ambten op de schop (2): de Bijbelse verantwoording

Een adviescommissie van de synode wil aan de predikant een prominentere rol toebedelen dan die nu in de CGK heeft, en de diaken buiten de kerkenraad plaatsen. Het belangrijkste argument is dat de tijd erom vraagt. Daarbij neemt de commissie in de overwegingen mee dat het Nieuwe Testament geen afgeronde ambtsleer geeft, en dat de uitwerking diverse kanten op kan gaan. Daaraan wordt de vrijheid ontleend om bakens te verzetten. Toch zullen de voorgestelde wijzigingen wel moeten sporen met wat de Schrift zegt. Doen zij dat ook?

Als uitgangspunt neemt de adviescommissie een typering van de ambten door een eerdere commissie: duurzame dienst aan het Woord in de christelijke gemeente. Toelichting: het Woord moet zijn loop hebben; dat is gemeenschappelijk aan alle ambtelijke diensten. De vraag is of dit een onderscheidend kenmerk is van de ambten. Is in deze zin niet voor iedere christen de dienst aan het Woord een wezenskenmerk?

Lastiger nog wordt het wanneer de commissie de ambtsdrager in het algemeen als ‘dienaar aan het Woord’ relateert aan de predikant als ‘dienaar van het Woord’. Dit wordt taalkundig een subtiel onderscheid dat in het Grieks en het Latijn niet eens tot uitdrukking te brengen is. Beide diensten zijn  diakonia tou logou (Grieks) of ministerium verbi (Latijn), dienst van het Woord. Taalkundig zijn beide twee betekenissen mogelijk: dienst die de uitleg van het Woord tot inhoud heeft, en dienst die door het Woord gekwalificeerd wordt.

Het wordt nog complexer. Het adviesrapport zegt enerzijds dat de bediening van het Woord een kerntaak van de predikant is. Maar er wordt ook gezegd dat het ambt gestalte kreeg in de bevoegdheid tot de bediening van het sacrament van het avondmaal. Beide taken worden bij elkaar gebracht in de opmerking dat de prediking en de sacramenten beide bediening van het Woord zijn, bediening van de verzoening. Er wordt ook gezegd dat de bediening van het Woord en de sacramenten de eigenheid van het predikantsambt uitmaken.
Spoort dit echter met wat we in het boek Handelingen lezen? De apostelen willen zich kunnen wijden aan de dienst van het Woord. Daarom stellen zij zeven mannen aan die dienen aan de tafels, zodat niemand wordt overgeslagen. Dit is niet het sacrament van het avondmaal, maar geeft wel een onderscheiding aan van Schrift en tafel. Als het over het avondmaal gaat, kunnen we terecht bij hoofdstuk 2:46. Daar staat dat allen die het geloof hadden aanvaard elke dag het brood bij elkaar thuis braken. Deze uitdrukking wijst op het avondmaal (vergelijk vers 42). Zou bij al die thuisvieringen een apostel aanwezig zijn geweest om het sacrament te bedienen? Dat zou praktisch onmogelijk zijn geweest. Conclusie: prediking en sacrament zijn twee onderscheiden dingen. In hetzelfde verband wordt gesproken van het onderricht van de apostelen (vers 42), kennelijk een andere formulering voor de dienst van het Woord.
Uit niets kunnen we afleiden dat het bedienen van de sacramenten een specifieke taak is van de dienaren van het Woord. Integendeel, de gegevens wijzen in een andere richting.

Er zijn nog meer problematische verbinding met het Nieuwe Testament. Het stuk stelt de vraag of de episkopos (letterlijk: opziener, later verbasterd tot ‘bisschop’) dezelfde is als de presbyteros (letterlijk: oudste, later verbasterd tot ‘priester’). Opgemerkt wordt dat in de vroege kerkgeschiedenis de episkopos hoe langer hoe meer tot bisschop geworden is. Daaraan ontleent men het argument dat de predikant meer als episkopos moet worden gezien, terwijl de ouderlingen meer als presbyteroi (meervoud) moeten worden beschouwd.
Echter, dit wordt niet gesteund door de teksten. In Handelingen 20:21 en 28 worden de presbyteroi, oudsten, episkopoi van Gods gemeente genoemd, opzieners. In Filippenzen 1:1 richt Paulus zich tot de episkopoi van de gemeente en tot de diakonoi, dienaren of diakenen. Hier is niet sprake van één episkopos en naast de groep van episkopoi wordt niet een groep van presbyteroi aangesproken. Dat maakt het waarschijnlijk dat de episkopoi van Filippi gewoon de oudsten of presbyteroi zijn. De pastorale brieven (aan Timoteüs en Titus) wijzen in dezelfde richting. Titus moet oudsten (presbyteroi) aanstellen die aan bepaalde voorwaarden voldoen, want, staat er (Grieks: gar), een opziener (episkopos) moet dit en dat (hoofdstuk 1:5-7). Wat Paulus over de opziener zegt, verklaart nader wat hij over de oudsten zegt. Het gaat dus om dezelfde personen.

Nog één twijfelachtige redenering vermeld ik hier. Dat is het argument om diakenen buiten de kerkenraad te zetten. De gedachtegang is als volgt: de kerkenraad gaat over besturen als geestelijk leiding geven, en dat is een typische taak van ouderlingen. Wat maken we hier mee? Wordt het geestelijke leven hier losgemaakt van en uitgetild boven het alledaagse praktische leven? Maar gaat het er niet juist om dat we het geestelijke in het ‘gewone’ integreren? Is niet juist de waarde van het Oude Testament dat het ons dat leert? En spreekt de Bergrede van Jezus op dat punt geen boekdelen? Maar dan kun je niet zeggen dat diakenen geen geestelijke leiding geven.
Of is hun werk toch vooral uitvoerend? Dat zou betekenen dat zij diakenen, helpers van de oudsten zijn. Die uitleg is mogelijk, maar heeft onder ons nooit opgeld gedaan. Ook de adviescommissie verdedigt die niet. De vraag wordt in dat geval of ze nog wel als ambtsdragers kunnen gelden. Hier ligt nog onontgonnen terrein.

Per saldo krijg ik de indruk dat de Bijbelse verantwoording te veel naar het gewenste resultaat toe geschreven is.

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie met de tags , , . Bookmark de permalink.