De crisis van de kerk

In De Wekker van vrijdag 20 juli rekent evangelist Bram Dingemanse ons voor dat in de afgelopen twee jaar 69% van de CG kerken geen leden heeft verwelkomd die daarvóór buitenkerkelijk waren. Met andere woorden, met de missionaire aantrekkingskracht van die kerken is het zorgelijk gesteld. Van de nieuwe leden die wél tot geloof zijn gekomen en zo aansluiting bij een CG kerk zochten, is 72% terechtgekomen in een van de vier kerken die als missionaire gemeenten bekend staan. Ook dit roept een bedenkelijk beeld op van de geringe wervingskracht van de meeste gemeenten op buitenstaanders. Zijn conclusie lijkt voor de hand te liggen: laten alle CG kerken zendingsgemeenten worden. De crisis van de kerk ligt in haar geringe uitstraling.

Deze conclusie lijkt echter wat kort door de bocht. Waarom ik dit zeg mag duidelijk worden tegen de achtergrond van mijn schatting dat zeker 50% van de huidige min of meer meelevende leden potentieel kerkverlater is. Te somber? Misschien wel. Ik baseer me niet op resultaten van systematisch onderzoek, maar wel op het beeld dat door de afgelopen decennia wordt opgeroepen. Daar ligt het zwaartepunt van de crisis.

Een eerste taak van de gemeente zal zijn, deze en andere jongere en oudere leden inhoudelijk aan het evangelie en zo aan de gemeente van Christus te binden. Meteen vol inzetten op de mensen die buiten zijn, zo wel eens te snel kunnen gaan. De rest van deze blog leg ik uit waarom ik dat denk.

Waaraan moeten wij denken bij een missionaire gemeente? Ik stel drie kenmerken voor: (1) inzetten op persoonlijke contacten waarin ruimte wordt gezocht en benut te getuigen van de betekenis van het eigen geloof,  (2) de keuze voor laagdrempelige activiteiten en samenkomsten, en (3) het opzetten van een structuur waarin nieuwkomers worden begeleid om zich verder te ontwikkelen in hun geloof en in hun deelname aan het gemeente-zijn.

Dit vraagt veel van de bestaande gemeente. Je kunt zo’n programma niet over de hoofden van de huidige gemeenteleden heen uitvoeren met een paar specialisten. De gemeente zelf moet er warm voor worden gemaakt en zich er verantwoordelijk voor gaan voelen. In mijn periode als deputaat voor diaconale hulpverlening in binnen- en buitenland heb ik geleerd dat een hulpproject alleen kans van slagen heeft, als de ontvangers er vanaf het begin bij betrokken worden, zozeer zelfs dat zij zichzelf als eigenaars van het project mogen zien en ook daadwerkelijk zien. Als dat niet gebeurt, willen ze meedoen zolang ze er zelf voordeel uit menen te kunnen halen. Zodra dat niet langer evident is, haken ze af. Waarom zou dat in Afrika wel zo werken en bij ons in Nederland niet? Van de leden van een missionaire gemeente wordt dus gevraagd in persoonlijke contacten van de kracht van hun geloof te getuigen en zich in te zetten bij de begeleiding van nieuwkomers. En dat terwijl 50% van hen tot de potentiële kerkverlaters behoort.

Daar komen nog een paar factoren bij. In de praktijk is de preekbijbel van de huidige predikanten doorgaans erg dun. Steeds dezelfde overbekende gedeelten worden naar voren gehaald. Moet de gemeente niet onderwezen worden in de hele Schrift? Is dat niet van belang juist voor de broodnodige verdieping van haar eigen geloof? Roept dat geen spanningen op met het pleidooi voor laagdrempeligheid? Een deel van het probleem is, dat het Evangelie in veel opzichten helemaal niet laagdrempelig is. Het roept weerstand op, want het drukt op onze eigen gevoelige plekken. Au! De seksuele moraal van de kerk is voor velen daarbuiten een steen des aanstoots, om maar iets te noemen. In die seksuele moraal kan natuurlijk best iets veranderen door de tijd heen, maar niet met het motief het voor mensen gemakkelijker te maken. De enige geldige reden kan zijn het Evangelie van Gods liefde beter tot zijn recht te laten komen. Dat kan soms betekenen dat die moraal milder wordt, maar ook wel eens dat ze scherper wordt. Klinkt het Evangelie authentiek genoeg om in zijn oordelende en bevrijdende karakter te worden gehoord en aanvaard?

Prioriteit numero 1 lijkt mij te zijn dat de gemeente de zichtbare gestalte is en wordt van het geleefde Woord van God. Daartoe zal de verkondiging in de eerste plaats gericht moeten zijn op de eigen gemeente, om die te motiveren en te stimuleren te leven bij Gods beloften en geboden. Laten de gemeenteleden ervan doordrongen raken dat zij te benijden zijn. Laten zij zichzelf gelukkig prijzen dat zij er ook bij mogen horen. Laten zij beseffen dat hun inzet de moeite waard is, in plaats van dat er voor de zoveelste keer van alles ‘moet’. Dan gaat er van zo’n gemeente kracht uit, kracht om vast te houden en te binden en kracht om aan te trekken. Dan komt het perspectief van een missionaire gemeente ook in zicht.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , . Bookmark de permalink.