Het valt me op dat tijdens uitvaartdiensten een In Memoriam steeds vaker in de tweede persoon enkelvoud wordt gesteld. Met andere woorden, de overledenen wordt aangesproken, alsof die er nog bij is. Het schrijven van de volgende tekst helpt mij om op te helderen wat ik daar zelf van vind.
Aan de ene kant kun je aanvoeren dat deze wijze van presenteren niet overeenkomt met ons christelijk geloof. Wij geloven immers dat de ziel, de persoonlijkheid, het diepste ik van de dode niet meer onder ons is, maar na een leven en sterven in geloof bij Christus wordt bewaard in heerlijkheid. Het dode lichaam is meer dan een stoffelijk overschot, dat wel, maar de persoon zelf is er toch niet meer in. Hoe kun je hem of haar dan toespreken met jij of u?
Of het zou moeten zijn dat we de persoon aanspreken zoals die in heerlijkheid opgenomen is, dus een gesprek voeren met de ziel in de hemel. Maar dat zou gaan lijken op de Roomse gewoonte de gestorven heiligen aan te roepen. Dat kan toch ook niet de bedoeling zijn. In de praktijk is dat ook niet het beeld dat mensen erbij hebben. Als ze het hebben over jij of u, richten ze zich meestentijds tot het lichaam in de kist.
Aan de andere kant kun je het minder leerstellig en meer gevoelsmatig benaderen. Na het sterven volgt een dag of vijf voordat de persoon wordt begraven. Gedurende die tijd heeft de familie de geliefde nog min of meer bij zich. In de aandacht en de zorg die aan het lichaam worden besteed voelt men zich nog aan de overledene verbonden. Het is niet vreemd als een weduwe aan de baar van haar man in alle stilte met hem praat zonder antwoord terug te krijgen. Weet zij dan niet dat hij niet meer bij haar is? Natuurlijk wel, maar tegelijk uit zij haar verbondenheid. En wie weet, misschien hoort hij haar wel.
Dit brengt mij op een algemene overweging. Juist in de aanspraak van de overledene kun je je liefde voor hem of haar tot uitdrukking brengen. En dat is wat je in zulke omstandigheden wilt doen. Je had een persoonlijke relatie. Die is nu door de dood doorgesneden. Je liefde heeft geen adres meer, maar moet toch ergens heen. Het verklaart de behoefte om je verdriet vanuit die relatie te beleven en je liefde richting de overledene uit te spreken.
Ik heb de gedichtenbundels van Nel Benschop er eens op nagelezen. Dat ik voor haar koos heeft als reden dat zij in orthodox-gereformeerde kringen nog steeds geliefd is. Als gevolg daarvan staan haar meeste bundels ook bij ons in de kast. Uit een blik in die bundels bleek dat ook zij in gedichten bij een overlijden vaak de tweede persoon gebruikt, de aanspreekvorm dus.
Deze overwegingen brengen mij tot de slotsom dat ik maar niet te streng moet zijn voor nabestaanden en ze maar niet op voorhand het gebruik van de aanspreekvorm moet ontraden of verbieden. Geloof, hoop en liefde blijven alle drie bestaan, maar de meeste daarvan is de liefde.