De Herziene Statenvertaling

Bij mijn eerste kennismaking met de Herziene Statenvertaling waren mijn verwachtingen hoog gespannen. Helaas moet ik zeggen dat die verwachtingen niet in alles gerechtvaardigd zijn gebleken. Dit neemt niet weg dat de intentie de Statenvertaling in een meer eigentijdse versie begrijpelijker weer te geven zeker is bereikt. De vraag is alleen of buiten de kring waarin de Statenvertaling nog steeds de meest gangbare vertaling is, de Herziene Statenvertaling een echte verrrijking is.

Enkele positieve ontdekkingen stip ik aan. ‘Heere der heirscharen’ is veranderd in ‘Heere van de legermachten’. Jesaja 14:1-23, spotlied over de koning van Babel, dat in de NBG-vertaling van 1951 niet te volgen is, wordt heel overzichtelijk en duidelijk weergegeven. Het bekende begin van Prediker, ‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid’ wordt treffend overgezet in ‘Een en al vluchtigheid, alles is even vluchtig’ (alleen, waarom is in het derde van de tien geboden de term ‘ijdel gebruiken’ wel gehandhaafd?).

Naast deze positieve veranderingen staan veel problematische weergaven. Het problematische ervan heeft ermee te maken dat twee moeilijk te verenigen doelstellingen zijn nagestreefd: het resultaat moest op de Statenvertaling lijken én het moest vandaag de dag goed te volgen zijn. In veel gevallen is het een hinken op twee gedachten gebleken.

Zo wordt van de Messias gezegd: ‘Zijn ruiken zal zijn in de vreze des Heeren’ (Jes. 11:3). Het ‘ruiken’ is in het Nederlands onbegrijpelijk, zo zeggen wij dat niet, en het bewaren van de tweede-naamvalsvorm ‘des’ is duidelijk een concessie aan gangbaar spraakgebruik, waar elders deze verouderde vorm vermeden is. De profeet Hosea (1:2) de opdracht: ‘Ga, neem voor u een vrouw van de hoererijen’.
In het Hooglied zijn de voornaamwoorden voor de mannelijke geliefde consequent met een hoofdletter gedrukt (Hij, Hem, Zijn, Die). De oorspronkelijke Statenvertaling heeft deze hoofdletters niet, die zijn door latere drukkers toegevoegd. Opmerkelijk trouwens dat de driedelige Statenvertaling met kanttekeningen die bij Den Hertog is uitgegeven hier ook de hoofdletters achterwege laat. Waarom dan in de herziene vertaling wel? Ik zie het als een concessie aan hardliners in de achterban die per se duidelijk gemaakt willen hebben dat met de bruidegom in het Hooglied alleen Christus bedoeld is. Mijns inziens komt daarin een bedenkelijke hoeveelheid interpretatie mee die de oorspronkelijke betekenis van het Hooglied als een lied van twee geliefden miskent.
Een laatste voorbeeld in deze categorie is het blijvende gebruik van de woorden ‘zalig maken’ en ‘zalig worden’ voor een Grieks woord dat ‘redden’ betekent. In ons huidige spraakgebruik betekent ‘zalig’: na het sterven opgenomen in de hemel. Dat is echter niet wat met ‘redden’ wordt bedoeld. De redding is in de Bijbel iets van de toekomst én van het heden. Bovendien ligt bij ‘redden’ de nadruk op datgene waarván iemand wordt gered, vergelijk de verklaring van de naam Jezus: ‘Hij zal zijn volk redden van hun zonden’ (Matt. 1:21). ‘Zalig maken’ is vooral gericht op hetgeen waartoe iemand wordt gered.

Niet alleen in het woordgebruik blijkt het hinken op twee gedachten, maar ook in de zinsbouw. Ik beperkt me hier tot één voorbeeld, Matteüs 15:32, en geef de Statenvertaling en de herziening beide weer. De Statenvertaling luidt:
En Jezus, Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide: Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare, omdat zij nu drie dagen bij Mij gebleven zijn, en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchteren van Mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken.
De Herziene Statenvertaling geeft dit vers als volgt weer:
En Jezus riep Zijn discipelen bij Zich en zei: Ik ben innerlijk met ontferming bewogen over de menigte, omdat zij al drie dagen bij Mij gebleven zijn, en zij hebben niets wat zij kunnen eten; Ik wil hen niet nuchter wegsturen, opdat zij onderweg niet bezwijken.
Aan de ene kant zien we dat de woorden worden aangepast aan de taal van nu: ‘schare’ wordt ‘menigte’, ‘nuchteren’ wordt ‘nuchter’, ‘van Mij laten’ wordt ‘wegsturen’, maar aan de andere kant blijft de zinsbouw gehandhaafd. Dus: ‘zij hebben niets wat zij kunnen eten’ in plaats van ‘zij hebben niets te eten’, en ‘opdat zij onderweg niet bezwijken’ in plaats van ‘anders zouden zij onderweg kunnen bezwijken’.
De combinatie van verouderde woorden met een verouderde zinsbouw geeft aan de Statenvertaling iets plechtigs en gedragens, maar de combinatie van eigentijdse woorden met een verouderde zinsbouw geeft aan de Herziene Statenvertaling iets houterigs.
Ik ga voorbij aan de vraag of met het woord ‘nuchter’ tegenwoordig wel de associatie wordt opgeroepen die ermee wordt beoogd.

En dan nog een voorbeeld dat niet zozeer met zinsbouw te maken heeft, maar door zijn aanpassing eenzelfde effect van houterigheid heeft. Consequent is de aanspreekvorm met ‘gij’ vermeden en vervangen door ‘u’. Met het gebruik van ‘gij’ weten wij in Noord-Nederland dat we met archaïsch taalgebruik te maken hebben. In Vlaanderen denkt men daar anders over, maar dit ter zijde. ‘U’ suggereert hedendaags taalgebruik, maar die suggestie kan niet altijd worden waargemaakt. Het klinkt onnatuurlijk als Jezus Petrus aanspreekt met ‘u ‘. De verzachtende omstandigheid die bij ‘gij’ wel gold, namelijk dat het zo vroeger werd gezegd, is weggevallen. Het gevolg is, dat wat bedoeld is als een aanpassing juist vervreemding oproept.

Het loopt tegen Kerst. Dat brengt mij bij de volgende vraag, waarmee ik wil afsluiten. In het Oude Testament is de Hebreeuwse uitdrukking ‘En het geschiedde’ consequent veranderd in ‘En het gebeurde’. Maar waarom is in Lucas 2 dat wel drie keer (en in 3:21 nog een keer) de vertaling ‘En het geschiedde’ gehandhaafd?

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.