Dit is een blog voor de fijnproevers van de kerkorde. Het is maar dat je het weet. Het gaat om een paar artikelen daarin, te weten de nummers 2, 3, 4 en 8. De bezinning op dat laatste artikel brengt een nieuw gezichtspunt De rest is verwerking van wat in de vorige blogs aan de orde is geweest.
De eerste wijziging vloeit voort uit een voorstel dat ik van de kleine adviescommissie overneem: laten evangelisten, gemeentepredikanten en hoogleraren allen vallen onder de noemer ‘dienaar van het Woord’. De redactie van artikel 2 wordt dan: ‘De diensten zijn drie in getal (en niet vier, zoals in de huidige redactie): die van dienaren van het Woord, van ouderlingen en van diakenen.’ Daaraan wordt toegevoegd: ‘Onder dienaren van het Woord worden begrepen predikanten, evangelisten en hoogleraren in de theologie.’
In artikel 3 lid 1 wordt verklaard dat een kerkenraad een door hem bekwaam geachte broeder, hetzij ambtsdrager of gewoon lid, aan de classis kan presenteren met het verzoek deze broeder toestemming te geven in de kerkdienst een opbouwend woord te spreken. Dat wordt: Een kerkenraad kan een door hem bekwaam geachte ouderling aan de classis presenteren met het verzoek hem toestemming te geven voor het onderrichten van de gemeente vanuit de Schrift.
Artikel 3 lid 2 begint met: ‘Mocht de nood van de kerken het wenselijk maken, dan kan de classis zulk een broeder toestemming verlenen tot het spreken van een stichtelijk woord in de gemeenten van het classicaal ressort.’ Dat wordt: ‘Mocht de nood van een kerk het wenselijk maken, dan kan die kerkenraad de classis toestemming vragen zo’n ouderling ook in de betreffende gemeente te laten voorgaan.’ Het is wenselijk dat een indicatie wordt gegeven van wanneer nu eigenlijk van nood sprake is. Een richtlijn zou kunnen zijn: wanneer in een jaar meer dan tien maal geen predikant beschikbaar is om de dienst te leiden.
In artikel 4 kunnen de uitvoerige bepalingen onder lid 6 over de evangelist vervallen, omdat die nu onder de regels voor de dienaren van het Woord valt.
Ik stel voor een apart artikel voor zijinstromers op te stellen en dat in de plaats te laten komen van het huidige artikel 8. Waarom het huidige artikel 8 laten vervallen? Ik heb daar twee argumenten voor.
– Het artikel gaat over mensen met bijzondere gaven die predikant zouden kunnen worden zonder opleiding aan de Theologische Universiteit. Het Nieuwe Testament spreekt nergens over ‘bijzondere gaven’; dat spreek slechts over ‘gaven’. We moeten de gaven van de Geest niet pas inschakelen wanneer ze ‘bijzonder’ zijn.
– Waar deze mensen aan moeten beantwoorden is zo veel, dat het nauwelijks haalbaar is. De persoon moet blijk geven van bijzondere gaven van godsvrucht, nederigheid, ingetogenheid, gezond verstand, onderscheidingsvermogen, welsprekendheid, inzicht in de Heilige Schrift (lid 2a), bekwaamheid om anderen te leren (lid 2b) en bekwaamheid om een gemeente te leiden (lid 2c). Bij wie vinden we al deze gaven in bijzondere mate bij elkaar?
Het geheel van de eisen van bijzonder gaven is derhalve niet Bijbels en ook niet realistisch.
Toch hebben de zijinstromers wel wat gemeen met de mensen die het huidige artikel 8 voor ogen heeft. Zij hebben affiniteit met leidinggeven, ze zijn ingevoerd in de Schrift, ze hebben gaven om te inspireren en te motiveren, zij leven dicht bij God. Tegelijk moeten zij nog verder theologisch gevormd worden, maar dat is met de klassieke artikel 8-kandidaten ook al zo. De classis moet een studieprogramma opstellen, waarbij inwinning van advies bij de hoogleraren van de TUA wordt aanbevolen. In de praktijk kost die studie een aantal jaren en moet de kandidaat daarna examen afleggen in alle theologische vakken.
Daarvoor in de plaats stel ik voor dat zijinstromers zich aanmelden bij het curatorium van de TUA voor het admissie-examen. Na toelating wordt een op de persoon toegespitst studieprogramma opgesteld door curatoren en hoogleraren van minimaal twee jaar en maximaal vier jaar. Daarin worden de talen Hebreeuws en Grieks slechts op zeer beperkte wijze onderwezen, voldoende om de commentaren op de Bijbelboeken te kunnen begrijpen en verwerken. Zie deel 1 van deze blogserie.
Na het behalen van het eindexamen kan de kandidaat door het curatorium beroepbaar worden gesteld om predikant te worden van een van de kerken.
Het verschil met het huidige artikel 8 is (1) dat de veronderstelde gaven minder singulier mogen zijn, (2) dat niet de classis maar het curatorium aan de eerste toelatingspoort staat, (3) dat niet de classis maar het curatorium (met hulp van hoogleraren) het studieprogramma vaststelt, de studie begeleidt en het resultaat toetst, en (4) dat niet de classis maar het curatorium de persoon beroepbaar stelt.