De pijlen van de Amazone-indianen

De pijlen van de Amazone-indianen die vanuit een vliegtuigje zijn gefotografeerd zullen het toestel wel niet geraakt hebben. Mij hebben ze in het hart getroffen.
Je kunt er een grapje over maken, zoals Kamagurka dat doet in de NRC, die de ene inboorling tegen de andere laat zeggen: ‘Wat schaft de pot?’ ‘Twee helikopters en een dubbeldekker!’, luidt het antwoord. De eerste reageert teleurgesteld met ‘Alweer geen 747!’.
Het grapje accentueert alleen maar de volstrekte ongelijkwaardigheid tussen de situatie in het vliegtuig en 200 meter lager op de grond. Twee werelden die voor een moment langs elkaar heenscheren. De enige verbinding is, dat er plaatjes en pijlen worden geschoten. Verder is er geen contact mogelijk.

Dat raakt mij. De commentaren in krant en op tv maakten duidelijk wat er gebeurt als er wél contact ontstaat tussen westerlingen en afgezonderd levende oerwoudindianen. In het eerste contact zijn de laatsten sterk en trots. Ze denken dat de bezoekende westerlingen een klein groepje zijn. Wanneer ze ontdekken hoe groot en invloedrijk de achterban van dat groepje is, zijn ze geen schim meer van de fiere oerwoudkrijgers die ze waren. Ze raken ontredderd, gedemoraliseerd, en verliezen hun eigenwaarde.
Het zijn niet altijd vredelievende westerlingen die zij ontmoeten. Ze worden opgejaagd door oprukkende boomkappers, goudzoekers en vissers die dynamiet gebruiken. Hun leefgebied wordt steeds kleiner. Over tien of twintig jaar zal hun soort niet meer bestaan.

Zo is het vanaf de 16e tot in de 19e eeuw ook gegaan. Inheemse indianen in Zuid-, Midden- en Noord-Amerika zijn betoverd door vuurwapens en vergiftigd met vuurwater. Zo is hun verzet gebroken. En als ze weerstand bleven bieden, werden ze massaal afgeslacht. En toen kwamen de missionarissen.

Het is zo erg, dat kenners roepen: Laat hen met rust!
Wat is de oorzaak van dit verval, zodra er een ontmoeting met onze beschaving tot stand komt? Ligt die oorzaak in onze superioriteit, onze dominantie en decadentie en in onze destructieve macht? Zijn wíj, als westerlingen, ja ook als westerse christenen, zo gedegenereerd dat wij onze geïsoleerde, dicht bij de aarde levende medemensen niet in hun waarde kunnen laten?

Of is het puur het cultuurverschil, dat even groot is als dat tussen de dag en de nacht? Staat de botsing van culturen de communicatie in de weg?
Kon het evangelie van de genade alleen zijn weg vinden bij de gratie van de eenheidsbeschaving die de Grieken en de Romeinen hadden gebracht? En moest de koloniale overheersing waar dan ook ter wereld vóór het evangelie uitgaan om een gemeenschappelijke basis voor de communicatie te leggen? Met alle wreedheden van dien.

Hoe kunnen we hen bereiken?
Moet Gods Zoon eerst een rood- of zwartbeschilderde Amazone-indiaan worden en zich laten doden aan een martelpaal en weer opstaan uit de doden? Niet om de basis voor hun behoud te leggen, maar wel om hun Gods liefde en macht te openbaren, hen te bereiken en hen tot geloof te bewegen?

God, ik weet het niet. Heer, ontferm U.

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.