De prediker en de uitgeschreven preek

In het ND van vandaag, 29 augustus, schrijft predikant dr. Jos Douma naar aanleiding van het bericht dat veel predikanten plagiaat plegen door het Internet te plunderen en zondags in hun eigen gemeente een daar gevonden preek te houden. Hij schrijft dat dan de persoonlijke presentie van de prediker in de woorden van de preek op het moment dat die gehouden wordt ontbreekt, en dat die presentie nu juist tot de essentie behoort van de communicatie die de preek beoogt.

Daarnaast verbindt hij het ontbreken van een persoonlijk aanwezige predikant tijdens het houden van de preek met het euvel (zo geef ik het met een eigen woord weer) van een volledig uitgeschreven preek. Als je je preek helemaal uitschrijft, werk je zelf in de hand dat je een verhaal staat op te lepelen zonder dat je er zelf met je gevoel goed in zit. Een geschreven preek laat volgens hem vanwege haar uitgeschreven vorm weinig ruimte voor presentie.

Dit laatste wil ik bestrijden. De argumenten die ik daarvoor heb zijn mijn eigen praktijk en mijn herinnering aan televisiekerkdiensten waarin Nico ter Linden preekte.

Ik schrijf mijn preken ongeveer helemaal uit. Tijdens het schrijven gebeurt het regelmatig (gelukkig) dat ik er helemaal in raak, en ik probeer er mijn gemeente bij voor ogen te hebben. Tijdens het herhaalde doorlezen van het geschrevene ter voorbereiding ben ik heel kritisch op de woordkeus en de aansluiting van de zinnen op elkaar, zo dat ze geen onnodige misverstanden of afleidingen oproepen. Daarbij probeer ik de hoorders zo concreet mogelijk me voor ogen te stellen. Er wordt nog van alles in gestreept en gewijzigd. Tijdens het houden van de preek hoeft de tekst er niet precies letterlijk zo uit te komen, maar als dit wel gebeurt, is dit geen enkel bezwaar. Die geschreven preek geeft mij rust. Tijdens het uitspreken kan ik me er daardoor op concentreren dat de lading van de woorden helemaal door me heen gaat en dat ik die met de hoorders communiceer.

Het belang van een invoelende omgang met mijn geschreven preek wordt in het bijzonder duidelijk als ik in een andere gemeente wel eens een oudere preek houd. Het creatieve proces bij de totstandkoming van de preek kan ik dan overslaan, maar de inleving in de inhoud vraagt dan extra veel van mij, meer dan wanneer ik de preek nog maar net af heb.

Mijn andere argument is meer een bevestiging van mijn eigen ervaring, nu van de andere kant, als hoorder, en dan nog niet eens in een ideale situatie, niet als deelnemer, maar als (tv-)toeschouwer. Afgezien van de theologische inhoud is de preek van Nico ter Linden heel doorleefd op het moment dat hij die houdt. En toch heeft hij alles van A tot Z uitgeschreven. Hij ontveinst niet eens dat hij bezig is zijn preek voor te dragen.

Wat zou er gebeuren als ik zou preken van uitgebreide aantekeningen, zoals Douma dat doet? Dan zou ik ter plekke erg bezig zijn met hoe ik mijn boodschap zo goed mogelijk zou kunnen formuleren. Dat zou zo veel aandacht en energie van mij vergen, dat er voor de voeling met de hoorders niet veel overblijft.

Ik denk dat de optimale manier van preken persoonsgebonden is. Zelf ben ik niet zo’n spontane formuleerder. Als ik in alle rust mijn woorden kan overwegen, is het rendement naar mijn indruk veel groter. Bij Douma zal dat anders werken. Die is vermoedelijk vlotter in het spontaan formuleren. Hem staat een uitgeschreven tekst eerder in de weg om persoonlijk contact te maken.

Douma maakt een boeiende vergelijking tussen de uitgeschreven preek en een partituur voor het maken van muziek. In de klassieke muziek is het toch van belang dat de partituur zorgvuldig wordt gevolgd. Tegelijk gaat het erom dat de uitgevoerde muziek fris en natuurlijk klinkt. De musici moeten bij de uitvoering enerzijds de muziek volledig absorberen, daar zijn ze 100% bij betrokken, maar tegelijk moeten ze er met hun emoties tussenuit vallen met hun emoties. De muziek moet zelf haar werk doen; wat de musici er zelf aan toevoegen, doet afbreuk aan de muziek. Een groot verschil met popmuziek. Zo kan ook de prediker op de kansel zijn geschreven preek in het beste geval zo brengen dat de inhoud fris klinkt en de weg vindt naar het hart van de hoorders.

De vergelijking met de partituur doet mij zelfs aarzelen bij Douma’s nadruk op de presentie van de prediker. Hij kan zo nadrukkelijk aanwezig zijn dat hij de communicatie tussen God en zijn gemeente in de preek verstoort. Zijn aanwezigheid is in zoverre cruciaal dat de boodschap volledig door hem heengaat. Maar tegelijk moet hij er niet toe doen. Een emotie die erbovenop ligt, doet juist afbreuk. Het woord dat hij brengt staat centraal. De mooiste momenten zijn voor mij wanneer ik samen met de gemeente verwonderd mag luisteren naar de woorden die God via mij tot de gemeente richt. Dan val ik er als prediker in zekere zin tussenuit. Een uitgeschreven preek is daarvoor in mijn geval eerder dienstbaar dan belemmerend.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , . Bookmark de permalink.