De toekomst van de traditionele kerkmuziek

Het is een duivels dilemma. De interesse in de traditionele kerkmuziek neemt af. Dat heeft twee oorzaken. De eerste is de gestage ontkerkelijking die ons met smart vervult. De tweede is het feit dat jongeren die wel zich bij geloof en kerk betrokken voelen weinig affiniteit hebben met orgel- en koormuziek. Wat staat ons te doen? Opkomen voor de schat aan kerkliederen die door de eeuwen heen is opgebouwd en daarvoor een kerkelijk podium blijven opeisen, of ons aanpassen aan de smaak van de jeugd?

Het dilemma komt aan het licht in het ND van vandaag naar aanleiding van de jubilerende Domcantorij  in Utrecht. Ook de NCRV-kerkmuziekdag van afgelopen zaterdag wordt erbij betrokken. Daar stelde kerkmusicus Els Dijkerman, dat de traditionele kerkmuziek ten dode is opgeschreven. Leden van de Domcantorij denken daar anders over. De christelijke beschaving zou haar eigen kunstuitingen juist goed moeten beschermen.

Is dit wel een duivels dilemma? Als je van oude muziek houdt, is het natuurlijk jammer dat de populariteit daarvan taant, maar als je jongeren aan de kerk wilt binden, is de balans toch snel opgemaakt? En je hoeft toch niet alles uit het verleden weg te doen? kun je niet op zoek gaan naar een evenwichtige combi tussen oud en nieuw? Er wordt toch ook goede geestelijke muziek gecomponeerd die wat tegen de populaire muziek aanleunt? Denk aan het project Psalmen voor Nu.

De praktijk is iets minder simpel. Mengvormen van klassiek en populair leveren toch wel wat wonderlijke resultaten op met zoveel verschil in spiritualiteit, dat het elkaar vaak slecht verdraagt. Want wat is de achtergrond van de vergrijzing van de aanhang van traditionele kerkmuziek? Dat is mijns inziens dat die muziek appelleert aan een besef van historische verbondenheid. Je bent opgenomen in de kerk der eeuwen die voor Gods aangezicht staat. Daaruit krijg je de woorden aangereikt en je voegt je in die gemeenschap, het grotere geheel waarin je je gedragen weet door de trouw van God.

Die spiritualiteit wordt steeds minder begrepen en gedeeld. Jongeren groeien op in een belevingsmaatschappij. Zij willen direct geraakt worden in hun persoonlijke gevoelens. Dan is er ook wel sprake van een grotere gemeenschap waardoor je je gedragen wordt, maar toch anders. Die gemeenschap moet ter plekke worden gemáákt door muzikale en tekstuele effecten die daarop ook zijn gericht.

Dat directe appel op persoonlijke emoties wordt echter niet door iedereen gewaardeerd. Het laat namelijk weinig ruimte voor distantie en voor je eigen afweging hoever je in de muziek mee wilt gaan. Anders gezegd, de populaire aanpak is dwingend en dominant. Als het zo moet toegaan, haken er ook weer mensen af. Toch wel een lastig dilemma.

Hoe lossen we dat op? Door voor één genre te gaan en het andere te negeren? Door verschillende soorten diensten te organiseren? Door verschillende genres liederen in één dienst, waarbij we aan de extremen voorbij gaan en zoeken naar wat breed acceptabel is? Hier is geen recept te geven. Wel is het belangrijk dat ook hierin de christelijke liefde wordt beoefend. Voorop staat dat we elkaar vasthouden en elkaar bij het evangelie bewaren. Wederzijdse toegeeflijkheid is dan een deugd.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , . Bookmark de permalink.