De zelfmoord van de mensenrechtenactivist Aleksandr Dolmatov en de hongerstaking van uitgeprocedeerde asielzoekers in detentie in Rotterdam brengen staatssecretaris Teeven in grote verlegenheid. Bij Dolmatov stapelden de fouten van de IND in de behandeling van zijn procedure zich op zonder dat zijn beroep daartegen enig gehoor vond. In Rotterdam protesteren uitbehandelden die niet verwijderbaar zijn tegen hun behandeling als criminelen. Ze worden opgesloten en bij transport naar de rechtbank of het ziekenhuis worden ze geboeid.
Wat mij verontrust is, dat de manier waarop de instanties omgaan met medemensen in nood zo lomp en gevoelloos kan zijn. Hoe is het mogelijk de klachten niet worden gehoord en dat de behandeling zo onmenselijk is? We hebben toch allemaal gevoel? We willen toch dat ook ons recht wordt gedaan? Het zal ons toch niet al te veel moeite kosten ons te verplaatsen in hun vaak uitzichtloze situatie? En dat geldt toch net zo goed voor personeelsleden van de IND of de Marechaussee?
Ik zoek naar een verklaring. De verklaring die zich aan mij opdringt maakt mijn verontrusting helaas niet kleiner. Ik denk dat het te maken heeft met de omvang van het probleem. Als de behandelende ambtenaren die ellende van zovelen allemaal op zich zouden laten inwerken, zouden ze worden bedolven onder de misère en er zelf aan onderdoor gaan. Daarom beperken ze zich tot de administratieve afhandeling van de dossiers en het opvolgen van het protocol.
Een bijkomende natuurlijke houding is, zo min mogelijk eigen fouten toe te geven en verantwoordelijkheden af te schuiven op anderen. Zo worden verkeerde beslissingen onvoldoende gesignaleerd en niet gecorrigeerd. De betrokkenen voelen zich zo vastzitten in een bureaucratische molen die zijn eigen autonome malende beweging maakt. Mensen worden vermalen in het systeem, omdat de verantwoordelijken weigeren meer te zijn dan de uitvoerders van regels, op een manier die hun de minste hoofdpijn bezorgt. Zij hebben ook nog hun eigen leven en dat mag niet worden aangetast door hun werk.
Als deze verklaring juist is, heeft dat enkele schrikbarende consequenties. De eerste is, dat wij allen vatbaar zijn voor dit mechanisme van afstand nemen uit lijfsbehoud, je verantwoordelijkheid beperken tot de uitvoering van de regeltjes, je niet meer moeite op de hals halen dan strikt onvermijdelijk is. Mijn eerdere neiging me vooral boos te maken op die botte ambtenaren is niet terecht. In eenzelfde situatie loop ik een groot risico zelf een botterik te worden die een ander tot wanhoop drijft.
Daar is een tweede consequentie aan verbonden. Het kwaad van de onmenselijkheid schuilt in het gewone leven. Je hoeft geen uitzonderlijke schurk te zijn om een medemens tot wanhoop te drijven. Het alledaagse wordt gewetenloos. Als je prioriteit ligt bij je eigen gemoedsrust, kun je bikkelhard het leven van en respect voor anderen daaraan opofferen. Maar dat wij prioriteit verlenen aan onze eigen gemoedsrust vinden wij doorgaans normaal. Als het erop aankomt is onmenselijkheid dus normaal.
Het viel filosofe Hannah Arendt tijdens het proces tegen Adolf Eichmann al op dat deze oorlogsmisdadiger zo’n gewoon mannetje was. Hij was tijdens de tweede wereldoorlog verantwoordelijk geweest voor de transporten van Joden naar de gaskamers in de concentratiekampen. Wat verklaarde hij tijdens zijn ondervraging? Dat hij zich gewoon had beziggehouden met de stipte organisatie van het vervoer over het spoor, en dat hij niets te maken had met wat er zou gebeuren na het bereiken van de eindbestemming. Een huiveringwekkende administrateur.
Als dit de mechanismen zijn waaraan wij blootstaan, moeten we ons ernstig onderzoeken, ook als we niet bij IND of Marechaussee werken. Kijken wij weg als dat ons beter uitkomt? Trekken wij ons het lot van kanslozen aan? Zijn wij bereid medemens te zijn? Maakt het christelijk geloof hier een verschil? Eén ding mag duidelijk zijn. Dat is dat Jezus met zijn volhardend zoeken van hen die aan de rand leefden, feilloos heeft aangetoond waar wij veelal de mist in gaan.