Het is positief dat de PKN zich intensief met de betekenis en het functioneren van de doop bezighoudt. Te lang is het dopen van zuigelingen beschouwd als een ritueel dat er gewoon bij hoorde als je nog een beetje het idee wilde houden dat je bij de kerk hoorde. Geen wonder dat bij serieus meelevende mensen dan de vraag gaat rijzen wat het nut is van zo’n doop. Een uitgeholde dooppraktijk leidt tot een uitgehold gemeentezijn. Mensen die naar geestelijke inhoud zoeken, vinden die in andere gemeenten. Vaak is dat in gemeenten waar de doop van kleine kinderen niet wordt beschouwd als de doop die Jezus aan zijn discipelen opdroeg. Bezinning is nodig. De urgentie is hoog.
Het is naar mijn inzicht een goede lijn om ernaar te streven dat de doop een centralere plaats in de geloofsbeleving krijgt dan die tot op heden heeft bij mensen die als zuigeling zijn gedoopt. Wat doe ik als zeer jong gedoopte in mijn gebed en in mijn geloofsbeleving met mijn doop? Bij de doop richten wij ons meestal op de kleine kinderen die het betreft en op de ouders die op hun beurt weer gericht zijn op hun kind. Maar dat de doop een stempel op je leven zet dat tot de dood je leven bepaalt, daar staan we meestal niet bij stil.
Daarom is het voorstel aan de synode om meer werk te maken van de doopgedachtenis een goede greep. Alleen, hoe doe je dat?
Het pleidooi voor een doopgedachtenis is eigenlijk een afgezwakte vorm van een eerder voorstel tot doopbevestiging uit de kring van het Evangelisch Werkverband. De betekenis van de jong toegediende doop zou dan zichtbaar kunnen worden gemaakt in een ritueel van onderdompeling in water. Geen miskenning van de eerder verrichte doop dus, maar een bewust ondergaan van de zeggingskracht daarvan.
Dat laatstgenoemde voorstel lijkt me, hoe sympathiek ook in zijn bedoeling, niet geslaagd. Het problematische zit al in de benaming: doopbevestiging. De doop is zelf een bevestiging, namelijk van het werk van God aan en in ons. Als die bevestiging nog weer bevestiging behoeft, is ze zelf als bevestiging dus niet sterk genoeg.
Nee, het gaat om de beleving van de kracht van de doop. Die hoeft als zodanig niet bevestigd te worden, mijn aandacht moet er meer op gericht worden; ik moet er meer mee bezig zijn.
Hoe? Een waterhandeling zoals een kruis maken op het lichaam met water uit de doopvont? Dat roept toch weer te veel de gedachte op dat mensen een aanvulling verlangen op hun vroegere doop.
Ik denk bijvoorbeeld aan een belijdenislied waarin de waarde van de doop bezongen wordt: Wij zijn gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. De Vader nam ons aan, Christus heeft ons gereinigd, de Geest vult ons met liefde en vrede.
Je kunt ook denken aan een liturgisch gebed waarin de waarde van de doop en de betekenis van de gedoopte gemeente tot uitdrukking wordt gebracht. Of aan de viering van je doopdatum.
Een reëel probleem is wel, dat een krachtige, blijmoedige en dankbare beleving van de doop belemmerd wordt door de interne protestantse verdeeldheid over de betekenis van de doop. De eerlijkheid gebiedt wel dit te melden. De bestudering van het Nieuwe Testament heeft mij tot deze duidelijke conclusie gebracht: De doop betuigt onvoorwaardelijk en ondubbelzinnig dat God doet wat Hij belooft. Er is maar één manier om de heilswerkelijkheid waarin je door de doop gedompeld wordt mis te lopen: dat is door de afwijzing ervan in ongeloof en ongehoorzaamheid.
Dat betekent: wie in de doop een op naam geadresseerde betuiging van Gods genade zoekt, zal die er ook in vinden. Tot eer van God, en tot iemands persoonlijk redding. Dat is kostbaar genoeg om regelmatig te gedenken.