Zoals meestal het geval is, waren het natuurlijk niet de argumenten die de doorslag gaven, Wat de doorslag gaf was het gevoel: het gevoel van onbegrip en weerzin tegen de gedachte alleen al dat drama en dans een plaats krijgen in de eredienst. Waar zijn we mee bezig? Waar moet dat heen? Dit is de wereld in de kerk! Op de synode van de CGK was het dit gevoelen dat leidde tot twee argumenten: 1. er is onvoldoende Bijbelse grond te vinden om dans en drama een plaats te geven in de gereformeerde eredienst; 2. het is in strijd met het karakter van de gereformeerde eredienst als de gemeente toeschouwer wordt. Bij deze stand van zaken lijkt het zinloos over de houdbaarheid van de argumenten te discussiëren. De beslissing is immers elders gevallen? Het aanvechten van de argumenten leidt heus niet tot het bijstellen van de conclusie.
Toch kan dit niet het laatste woord zijn. Er waren namelijk ook afgevaardigden die van een ander gevoelen waren. Zij zetten hun kanttekening bij het eenzijdig verbale karakter van de eredienst dat vooral een appel doet op het intellect. Wie de mens van deze tijd wil aanspreken, moet appelleren aan al diens zintuigen. En wijzelf ook doen er goed aan met oor en oog en neus en tast en smaak en beweging betrokken te zijn bij de vrede en de vreugde over de redding door Christus en het leven door de Geest. Dat doet niets af aan het feit dat het geloof uit het gehoor is. Maar dat geloof wil je ook uiten en delen, op alle mogelijke manieren. Wij moeten de lichamelijkheid en het spel niet prijsgeven aan de wereld, ze zijn door God mee geschapen om ze in dienst te stellen van zijn grootheid.
Nu het feit er ligt dat de gevoelens zo tegenstrijdig zijn, zijn het toch de argumenten waarmee je moet proberen elkaar te vinden en te overtuigen. Langs die lijn zoek je de communicatie die op het gevoelsniveau ontbreekt. Dat laatste is te betreuren, want ook op het gevoelsniveau zou de onderlinge verbondenheid in het ene geloof, zoals uitgedrukt in de belijdenissen, tot uitdrukking moeten komen. Door cultuurverschillen (is mijn overtuiging) komt het daar helaas niet van. Dan blijven de argumenten over. Die houden we nu tegen het licht.
Ik begin bij het tweede argument, omdat dat mij het meest aanspreekt. Het is inderdaad niet de bedoeling dat de gemeente toeschouwer wordt van een schouwspel. In voorgaande jaren heb ik de kerken wel eens tot bezinning geroepen toen overal de beamer zijn intrede deed. Realiseren we ons dat daarmee het karakter van de eredienst verandert? Hoe voorkomen we dat de gemeente toeschouwer wordt en achterover leunt? Hoe blijven we bevorderen dat de gemeente deelnemer is aan een liturgisch gesprek van Woord en antwoord (gebed, lied, geloofsbelijdenis, offer)? Inmiddels heb ik een weg gevonden waarin de beamer een ondersteunende functie vervult juist om de deelname van de gemeente te stimuleren. En filmpjes met sketches kunnen helpen om het thema van de dienst extra indringend te introduceren en de gemeenteleden uit te dagen inhoudelijk te verantwoorden hoe ze erin staan. Dit argument van de synode is dus bij nader inzien een vluchtig argument dat niet echt richtinggevend kan zijn.
Met het eerste argument is serieuzer iets mis. Er zou onvoldoende Bijbelse grond zijn voor drama en dans in de eredienst. De veronderstelling die hieronder ligt is, dat uitingen van geloofsvreugde en didactische middelen in de eredienst alleen geoorloofd zijn als er van die uitingen en middelen genoeg voorbeelden in de Bijbel te vinden zijn. Maar dan moeten we het orgel ook afschaffen, want er is onvoldoende Bijbelse grond voor zo’n duur en dominant instrument. De preekstoel zou ook een discussiepunt worden. Waar is in de Bijbel een preekstoel? Toen Jezus de Schriften uitlegde, zat Hij daarbij. Afgelopen zondag ging ik voor in een CGKv. Een CG ouderling bracht een stapel prekenbundels ‘Uit de levensbron’ terug, en legde zijn GKv ambtsbroeder uit dat die in de CGK nog niet gedigitaliseerd waren. ‘De synode is er nog niet van overtuigd dat daarvoor voldoende Bijbelse grond aanwezig is’, verklaarde hij droog.
De tegenvoorbeelden lijken misschien flauw. Toch zijn ze bedoeld om de draagwijdte van het argument te toetsen. Dat valt door de mand, gewoon omdat wij ons er niet consequent aan houden, en het in die andere gevallen als vergezocht overkomt. Maar er is nog meer mis met het argument.
Als je van mening bent dat voor een bepaalde vorm voldoende Bijbelse grond aanwezig moet zijn, dan is de consequentie dat áls er voor een bepaalde uiting voldoende Bijbelse grond aanwezig is, dat we die in de kerkdienst ook moeten toepassen. Paulus schrijft in 1 Korintiërs 12: streef naar de hoogste gave, en hij doelt daarmee op de profetie. Hij beveelt ook uitdrukkelijk de profetie aan als een uiting binnen de gemeentesamenkomst, naar voren gebracht door gemeenteleden. Toch doen wij daar niet aan. Zijn wij daarmee ongehoorzaam aan de Schrift? Volgens de voldoende-grondregel wel.
Daar hebben wij met elkaar binnen de CGK altijd anders over gedacht. We hebben altijd gezegd: de heilige Geest is niet gebonden aan bepaalde uitingen. Hij kan het nu eens zus doen, en in een andere tijd en cultuur zo. Dat is zijn vrijheid. Als we dat nog steeds zeggen, keert deze overtuiging als een boemerang terug op de voldoende-grondregel. De Geest is vrij om bepaalde uitingen en gaven wellicht tijdelijk niet meer te gebruiken. Maar als dat zo is, is Hij ook vrij om andere uitingen en gaven wél te gebruiken, die in de documentatie van de gang van zaken in de eerste gemeenten ongenoemd blijven, zoals uitingen en gaven van drama en dans.
Als wij hier de vrijheid van de Geest niet honoreren en ons op de voldoende-grondregel beroepen, stellen we de letter boven de Geest. Dat wordt niet alleen een drama, dat gaat in tegen de Schrift.
Een heel goed voorbeeld van grondige en begripvolle gespreksvoering. Dit soort gesprekken geven hoop voor de kerk.