Mijn vorige blog ging al over een artikel van collega Hein Korving in De Wekker over de zondag. Behalve de vraag of op de zondag het sabbatsgebod van toepassing is, stelt hij het belang van de tweede kerkdienst aan de orde. Daarop wil ik deze keer ingaan. Korving stelt: ‘De vraag of wij kunnen volstaan met één dienst in plaats van twee is een volstrekt onlogische en naar mijn beleving ongeestelijke vraag.’ Hij vergelijkt het met een kind dat aan zijn ouders de vraag stelt of het met één maaltijd per dag kan overleven. Strikt genomen is dat mogelijk, maar dat betekent niet dat het goed is. In hun liefde gunnen de ouders hun kind drie maaltijden per dag.
Laat ik voorop stellen dat ik met de teruggang van het kerkbezoek in de tweede dienst niet blij ben. De enkele keer dat ik, wanneer ik ’s middags elders voorga, een gevulde kerkzaal toespreek en getuige ben van een bruisende gemeente-activiteit, is er iets van weemoed in mij, dat ik dit niet wekelijks ’s middags meemaak. Toch vind ik dat Korving met zijn benadering geen recht doet aan de werkelijkheid en aan mensen.
De vraag ‘of je met één kerkdienst kunt volstaan’ is al negatief gesteld. Daarmee is de kwestie al op een bepaalde manier geframed. De vraag klinkt als: hoe kan ik me er met een minimum vanaf maken? Dat zou inderdaad ongeestelijk zijn. Maar zo staan veel mensen die als regel één maal per zondag naar de kerk komen er helemaal niet in. De vraag is ook niet ‘volstrekt onlogisch’. Als namelijk de vergelijking met de maaltijden zou opgaan, zou het ook ‘volstrekt onlogisch’ zijn om alleen op zondag tweemaal kerk te houden, en niet op maandag tot en met zaterdag. Niemand pleit er echter voor op maandag tot en met zaterdag een kerkdienst te houden, laat staan twee kerkdiensten, ook ds. Korving niet. De kwalificatie ‘volstrekt onlogisch’ is volstrekt onlogisch.
Laat ik proberen de vraag ten aanzien van de tweede dienst neutraler te formuleren. Wat voegt de tweede dienst toe aan ons geestelijk welzijn ten opzichte van wat wij de eerste dienst ontvangen? En wegen de ‘kosten’ op tegen de ‘baten’? Diverse overwegingen dringen zich op.
De toegevoegde waarde van de tweede dienst was van ouds dat het een leerdienst betreft. Wij worden onderwezen in de gereformeerde leer. Ik vind dat nog steeds waardevol. Maar daar staat wel het een en ander tegenover.
– Veelal heeft de tweede dienst dit karakter niet, door avondmaalszondagen, feestdagen en gastpredikanten. Doordat predikanten steeds meer streven naar maximaal één nieuwe preek per zondag, wordt het voorgaan van gastpredikanten door ruilingen structureel.
– In de praktijk was ook een catechismuspreek niet veel anders dan een morgenpreek, ofwel omdat ook de morgenpreek tamelijk leerstellig was, ofwel omdat de catechismuspreek eenzelfde bevindelijke preektrant had. De catechismus geeft daar ook aanleiding toe. Het is meer van hetzelfde. Dat zelfde kan goed zijn, en er zijn mensen die zo gretig zijn, dat ze altijd wel meer kunnen horen en verwerken. Maar velen ervaren dat anders.
– De mensen zijn gemiddeld veel minder dogmatisch ingesteld dan vroeger. Een leerdienst die uitlegt hoe het zit, kan op weinig bijval rekenen. Mensen willen geraakt worden. Een leerdienst komt daardoor minder tot zijn recht.
– Mensen kunnen per dag echt genoeg hebben aan één dienst. De indrukken werken de rest van de dag door. Een tweede dienst van matige kwaliteit kan meer afbreken dan opbouwen.
– De drukte waarin mensen leven, man en vrouw werken, een gezin, zaterdag boodschappen, sportwedstrijden van de kinderen en klussen, brengt de dubbele kerkdienst in het gedrang. Wanneer blijft er tijd over voor de noodzakelijke sociale verrichtingen? Familiebezoek, leuke dingen doen met elkaar. Als de zondagmiddag daarvoor beschikbaar is, haalt dat de druk eraf.
Ik pleit met bovenstaande overwegingen niet voor de afschaffing van de tweede dienst. Maar ik wil er wel aan bijdragen dat we eerlijk alle facetten onder ogen zien.