In een vraaggesprek met het ND van 15 juni verklaart Willem Ouweneel dat een theoloog zijn kerkelijke denominatie moet ontstijgen, wil hij echt groot kunnen worden. (Ik laat buiten beschouwing dat het ook om een ‘zij’ zou kunnen gaan.) Daarom zul je zijns inziens ook niet gemakkelijk grote theologen tegenkomen bij christelijk-gereformeerden of vrijgemaakten, en waren de grote hervormde theologen van de vorige eeuw nooit ‘bonders’. Hun geestelijk en kerkelijk milieu was te beperkt om daarin te kunnen uitgroeien.
Ik herinner mij een gesprek met prof. Versteeg in mijn studententijd in Apeldoorn, tijdens een bezoek dat ik bij hem bracht om tentamen te doen, waarin iets dergelijks aan de orde was. Ik weet niet meer in welk verband het ter sprake kwam, maar het ging over Van Ruler die als groot hervormd theoloog veel affiniteit had met de gereformeerde belijdenis, maar in zijn originaliteit juist wel eens op gespannen voet met die belijdenis kwam te staan. Ik merkte naar aanleiding daarvan op dat onze binding aan die belijdenis ons dan in de weg stond een groot theoloog te worden. Versteegs antwoord zal ik nooit vergeten: ‘Dat hoeft ook niet.’ Ik zou nog meerdere praktijklessen nodig hebben om van mijn heimelijke ambitie los te komen een groot theoloog te worden.
Die praktijklessen hebben me echter ook geleerd, dat wanneer je op een onbevangen en open manier allerlei theologische vraagstukken doordenkt en de resultaten daarvan publiceert, je spoedig de grenzen van je speelruimte bereikt, en naar het oordeel van anderen in je eigen kring die overschrijdt. Versteeg heeft dat zelf ook ondervonden na zijn exegetische conclusie dat er ruimte is voor vrouwen in de ambtelijke diensten.
Wanneer je als theoloog je eigen inzichten wilt ontwikkelen in gevoelige kwesties binnen een klein rechtzinnig kerkverband, moet je spitsroeden lopen. En als je volgens de daar gangbare opinie te ver gaat, dan word je op z’n minst geïsoleerd, is mijn ervaring, met als mogelijke consequentie: geen aansluiting aan de academische wereld, zelfs niet in de marge, geen sparring partners die je opscherpen en corrigeren, geen financiële middelen en academisch gezag om je studies gepubliceerd te krijgen door wetenschappelijke uitgevers, geen stimulerende contacten met mede-theologen waar dan ook vandaan. Dan heb ik het niet over ‘een groot theoloog worden’, maar over de voorwaarden voor een vruchtbare theologische ontplooiing.
Hoe belangrijk is die eigen theologische ontplooiing? Ze is essentieel omdat de Schrift en de traditie moeten worden verwerkt door elke nieuwe generatie, en de traditie steeds weer aan de Schrift moet worden getoetst. De traditie, waaronder ook de kerkelijke belijdenissen, staan in gezag een heel eind beneden de Schrift, heb ik van prof. Van Genderen geleerd. Dat is een eerlijke, principiële stellingname, die vraagt dat er enige afstand genomen wordt om vanuit een eigen gezichtspunt de belijdenis te kunnen beoordelen in het licht van de Schrift.
Helaas heeft daar altijd iets tweeslachtigs in gezeten. Dezelfde Van Genderen, die de ondergeschiktheid van de belijdenis aan de Bijbel verdedigde, kon als een wesp gestoken reageren wanneer iemand in een onvoorzichtige formulering een bijbels standpunt dacht te verwoorden dat niet overeenkwam met de manier waarop de belijdenis daarover spreekt. We moeten de belijdenis toetsen aan de Schrift, maar zodra we iets vinden wat aan de Schrift tekort doet, mogen we daar niet over publiceren. Het theologische beraad stokt. De kerkelijke weg is, dat we ons afwijkende gevoelen ter beoordeling voorleggen aan een synode. Dat is kerkelijk goed verdedigbaar, maar theologisch is het beperkend. Als gevolg hiervan zijn in de praktijk de meeste theologische publicaties of beschrijvend van aard, of hebben ze het karakter van preken voor eigen parochie, ideologisch bepaald en voorspelbaar. Ik heb het nu niet over populaire, meer stichtelijke literatuur, maar over studies die ingaan op actuele theologischediscussies.
Ouweneel heeft een punt. Het omgekeerde is uiteraard niet het geval. Het is niet zo dat wie, zoals hij, erin geslaagd is zijn eigen kerkelijke denominatie te ontstijgen en in een betrekkelijke vrijheid theologie te beoefenen, daarmee laat zien dat hij een groot theoloog geworden is. Maar dat is hij ongetwijfeld met mij eens.