Op mijn laatste blog kreeg ik via de mail de volgende reactie, die ik met toestemming van de afzender anoniem plaats. Daarna geef ik daarop een korte repliek.
Met belangstelling las ik uw blog op uw website met als titel “Een heilloos besluit van de classis ‘s-Gravenhage in de CGK”.
Hierin beschrijft u uw visie op het recente besluit van de classis ‘s-Gravenhage dat de gemeente van Zoetermeer niet meer volwaardig lid van de classis mag zijn.
Met de inhoud van uw blog ben ik het overigens volledig mee oneens, maar daar gaat deze mail niet over.
Met verbijstering en verdriet las ik in de laatste zin van uw blog ” En de voorstemmers zetten zich te kijk als scheurmakers. Een grove openbare zonde”.
Dit zijn grove openbare beschuldigingen die u op een openbaar medium plaatst. Zonder de beschuldigde de kans te laten om te reageren.
Ik kan mij voorstellen dat u het niet met dit besluit eens ben maar om dan zulke grote woorden te gebruiken is niet te dragen. En totaal niet in de lijn hoe we in Bijbels opzicht met “broeders van hetzelfde huis” om dienen te gaan.
Ik hoop dat u naar aanleiding van deze mail zelf ook tot dit inzicht komt en dat u, op zijn minst, een rectificatie op uw website plaatst.
Deze reactie is het waard aandacht te krijgen, allereerst al om de goede toon ervan.
Pikant is dan dat de belangrijkste kritiek op mij is dat ik niet de goede toon bewaar. Volgens de schrijver is mijn woordkeus ‘totaal niet in de lijn hoe we in Bijbels opzicht met “broeders van hetzelfde huis” om dienen te gaan.’
Dat is precies mijn probleem met het besluit van de meerderheid van de classis: die miskent dat wij broeders zijn van hetzelfde huis. Wat ons als kerken en als broeders verenigt is de ene belijdenis. Die heeft het nergens over vrouwen in het ambt. Over de uitleg en de toepassing van de Bijbel zijn de meningen diep verdeeld. Maar dat geeft niemand het recht een goddelijk gelijk te claimen en de ander weg te zetten als mensen die het gezag van de Bijbel niet erkennen. Toch wordt hier de band met broeders van hetzelfde huis opgeschort.
Nu heeft de classis de betreffende kerkenraad niet van relativering van het Schriftgezag beticht. De lijn die gevolgd wordt is een andere. Je hebt je handtekening gezet onder een verklaring dat je je zult houden aan alle bepalingen in de kerkorde en alle synodale besluiten. Door vrouwen in het ambt te bevestigen maak je je schuldig aan woordbreuk. In de kerk staat dit gelijk met meineed, want in de kerk zweren we niet, daar is ons ja ja, in overeenstemming met Jezus’ onderwijs in de Bergrede. En meineed wordt in de kerkorde benoemd als openbare grove zonde, die een ambtsdrager schorsingswaardig maakt.
Echter, om hier van meineed te spreken doet geen recht aan de beschuldigden. Zij bevinden zich in een sterk spanningsveld, tussen de loyaliteit met het eigen kerkverband en de loyaliteit met de eigen gemeente. In die eigen gemeente blijkt het besluit geen vrouwelijke ambtsdragers te aanvaarden op onbegrip en tegenstand te stuiten. Het brengt grote onrust in de gemeente en mensen dreigen weg te lopen. En de kerenraad kan het niet goed uitleggen, want die staat ook niet achter het synodebesluit. Om in deze loyaliteitscrisis van meineed te spreken en zo snoeihard een kerk af te stoten is ronduit onbroederlijk, en inderdaad: kerk scheurend. De uitspraak dwingt alle gemeenten namelijk vroeg of laat zich voor de ene en tegen de andere partij uit te spreken. Dát is de scheurmakerij die in het besluit besloten ligt.
‘Grove openbare zonde’ is een kwalificatie die hiervoor door de kerkorde zelf wordt gebruikt. Met pijn in mijn hart stel ik in het openbaar vast dat die zonde door de classis in haar besluit is begaan.