In het nummer van september/oktober 2017 van Ambtelijk Contact een recensie van mijn boek Willen en voelen en uitverkiezing: Hoe Arminius en Dordt nader tot elkaar kunnen komen. De bespreking is van de hand van collega A. van der Zwan. Het is nooit eenvoudig als auteur enigszins objectief op een recensie van je boek te reageren, omdat je er zelf zo nauw bij betrokken bent. Gemakkelijk speelt je eigen persoon dan een te grote rol. Toch moet het mogelijk zijn na een periode van afkoeling enige distantie te betrachten en enkele analyserende opmerkingen te maken.
De toonzetting is ronduit negatief, maar een introductie op de inhoud van het boek ontbreekt nagenoeg geheel. De recensent gaat dan ook nergens inhoudelijk op het boek in. Om die reden kun je je afvragen of de reactie de naam ‘recensie’ wel verdient. Om een voorbeeld te geven: het eerste punt dat aan de orde wordt gesteld is, of ik de gereformeerde godgeleerden uit de 17de, 18e en 19e eeuw niet aan het woord had moeten laten. Ik denk van niet, maar hoe je daar ook over denkt, het is een opmerking over wat in het boek niet staat, en niet over wat er wel in staat.
Teleurstellend is het feit, dat uit niets blijkt dat de recensent mijn verbondenheid met de Dordtse Leerregels heeft opgemerkt. Hij weet alleen maar kritiek te leveren. Maar ik breng duidelijk naar voren dat de accenten van de Leerregels onopgeefbaar zijn, zowel bijbels-theologisch als op het niveau van de spiritualiteit. Als ik God zoek en tot geloof kom, dan is dat niet mijn verdienste, het is ook niet een min of meer toevallige samenloop van omstandigheden, dan is dat genade. Ik wordt geraakt en aangeraakt door Hem. Dat begint bij God. Hij overweldigt mij en wordt mij te sterk.
De andere kant is, dat met de Dordtse Leerregels niet het laatste woord gezegd is over de manier waarop het Nieuwe Testament spreekt over de toe-eigening van Gods beloften. Het Nieuwe Testament kent ook andere invalshoeken. Daar leg ik ook de vinger bij. Die verschillende invalshoeken komen we ook tegen in de breedte van de CGK. Daarom zou dit boek een goede rol kunnen spelen in het onderlinge gesprek dat de verschillen bespreekbaar wil maken.
Helaas is dat aan Van der Zwan niet besteed. Die vindt dat mijn boekje hem niet verder geholpen heeft. Hij is zelfs geschrokken. ‘En dat hoofdstuk 13 concludeert dat zowel Arminius als de Leerregels één van de ‘Bijbelse perspectieven’, die de auteur opgespoord heeft, hebben laten liggen, deed mij schrikken. Zaten onze vaderen er dan tóch naast?’ Voor mensen die van spannende theologie houden, zou dit als een aanbeveling kunnen worden beschouwd. Maar zo is het niet bedoeld. Eén geruststelling, de vaderen zaten er níet naast, dat maak ik ondubbelzinnig duidelijk. Wel leg ik uit dat hun invalshoek beperkt was.
Dat Van der Zwan zo negatief schrijft is niet alleen teleurstellend, ik vind het ook zorgwekkend. Het komt op mij over als een blijk van onvermogen vernieuwende theologische gezichtspunten op waarde te schatten. Ik vrees dat deze uiting daarvan niet op zichzelf staat. Verbreding van het theologische perspectief staat onder verdenking. Zo’n argwanende, gesloten houding staat een inhoudelijke communicatie in de weg. Voor de toekomst van het kerkverband belooft dat helaas niet veel goeds. Dat is mijn zorg.