Een sluipende crisis in de kerk

Er is iets aan de gang in de kerken dat mij alert maakt. Bij de kerken denk ik dan vooral aan dat deel van de kerken waarin ik zelf een plaats heb, zeg maar de kleine oecumene van CGK, GKV en NGK. Het heeft te maken met eigen verantwoordelijkheid, mondigheid en leidinggevend gezag van de ouderlingen. Hierin treedt een verschuiving op die we in ieder geval moeten signaleren en vervolgens ook beoordelen. Als we daarmee niet adequaat omgaan, ontstaat er een onbeheersbare crisis.

In hoeverre moeten wij levenskeuzes van gemeenteleden voor hun eigen verantwoording tegenover God laten, en in hoeverre zijn we als kerkenraad geroepen de leden daarin bindende wegen te wijzen en met tuchtoefening te reageren als ze zich daaraan niet houden? Dit is een vraag met voetangels en klemmen. Ik hoop in staat te zijn mijn zicht daarop zo te verwoorden dat ik de zo gemakkelijk optredende ontsporingen vermijd.

Het kan om vele zaken gaan waarin mensen keuzes maken, vaak ook niet zo eenvoudige ethische afwegingen. Ik noem er een paar: onregelmatige kerkgang, samenwonen zonder officiële huwelijkssluiting, de wens na verloop van tijd officieel te trouwen met kerkelijke huwelijksbevestiging, echtscheiding, hertrouwen na echtscheiding, homorelaties, in-vitrofertilisatie (IVF), kunstmatige inseminatie van een donor (KID). Zeggen we tegen mensen die hiervoor kiezen: wij hebben er (in sommige gevallen) onze vragen bij, maar uiteindelijk is het jullie eigen afweging en is het iets tussen God en jullie? Of moet je wel eens zeggen, afhankelijk van je oordeel als kerkenraad: dit kan niet goed zijn in Gods oog, om die en die redenen, en daarom vragen we jullie erop terug te komen?

Naar mijn indruk kiest de PKN meestal voor de eerste optie, dat is de uiteindelijke verantwoording te laten bij de betrokkenen en ze de ruimte te geven voor hun keuzes. Wat ik van de RKK heb waargenomen, kiest die voor een tweesporenbeleid, op een radicale priester na, die dan de meerderheid over zich heen krijgt: de kerk geeft duidelijk aan wat goed is en wat niet, houdt dat de mensen voor, maar laat grote ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van de beminde gelovigen.

In de kerken van de kleine oecumene zijn krachten aan het werk die ons in de richting van het PKN-beleid bewegen. Dat heeft naar mijn inzicht te maken met ons levensgevoel. Overal in de samenleving wordt geappelleerd aan onze mondige participatie aan allerlei processen waarin we onze eigen weg moeten vinden en onze eigen plek moeten veroveren: wonen, werk, inkomen verwerven en vrije tijd bewaken, levensstijl, kinderen krijgen, enzovoort. Die individuele verantwoordelijkheid maakt deel uit van ons zelfbeeld. In de kerk leidt dat dan gemakkelijk tot onbegrip als een kerkenraad er iets over zegt. Waar bemoeien ze zich mee? Het is toch mijn leven! Soms hoor je dat mensen over bepaalde beslissingen gewetensvol in gebed zijn gegaan en dat ze zo tot hun keuze zijn gekomen. Is hiermee de tegenspraak de mond gesnoerd?

Het zal duidelijk zijn dat een kerkenraad hier met veel liefde, geduld en voorzichtigheid te werk moet gaan. Toch betekent dat mijns inziens niet dat uiteindelijk ieder het zelf moet weten. Dat leidt tot een goedkoop christendom waarin ieder het geloof met zijn consequenties op zijn eigen maat snijdt en de navolging van Christus geen offers meer kost.

De andere kant is, dat in de brieven door Paulus meerdere malen wordt geappelleerd op ieders eigen verantwoordelijkheid. Ieder moet in zijn eigen geweten ten volle overtuigd zijn, dan kan ieder zich vrij voelen. Echter, in welke situaties past hij deze denkwijze toe? In gevallen waarin de keuze niet werkelijk het hart van het evangelie raakt, eten en drinken, en waarin de onderlinge onenigheid en veroordeling juist wel ten koste van het evangelie gaat, namelijk van de liefde. In andere gevallen houdt Paulus de gemeenten aan de norm van het koninkrijk van God, uit naam van het evangelie.

Hier ligt de maatstaf voor de huidige kerkenraad. Houd de gemeenteleden aan de norm van het evangelie, dat is, aan de norm van de liefde die zichzelf verloochent en anderen geen schade doet. Over de genoemde voorbeelden kunnen dan helaas ook nog verschillen van inzicht optreden, maar daarover moet het interne gesprek gaan: hoe bepaalt de liefde de interpretatie van het gebod en wat betekent dat voor ons pastorale beleid?

Laten we allen doordrongen zijn van het belang van deze interne doordenking. De kerkenraden moeten groeien in inzicht om geestelijke leiding te kunnen geven en de dingen niet op hun beloop te laten. Het moeten wel open discussies zijn, waarin de Schrift het laatste woord heeft, en geen synodale dictaten die aan de kerken een buitenconfessionele binding opleggen. De kerkenraad is in het leidinggeven geroepen zijn inzicht in de Schrift als leidraad te gebruiken. Wie het daarmee niet eens is, is gehouden zijn of haar mening vanuit de Schrift te verantwoorden.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , . Bookmark de permalink.