Deuteronomium 34
We kijken naar het einde van Mozes, de ebed JHWH, de knecht van de Heer, naar zijn afscheid van het leven, zijn sterven en zijn In memoriam.
Heeft Mozes zijn doel bereikt?
Dat doel was het volk Israël te brengen in het beloofde land. Heel zijn leven stond in het teken van dat doel. Daartoe was hij geroepen. 40 jaar lang heeft hij met het volk door de woestijn gezeuld, en nu het bijna zover is, mag hij het land niet in.
Stel dat je een reis naar Israël onderneemt en je wordt bij de controlepost van de douane tegengehouden. Je mag het land niet in. Wat een teleurstelling. Daar komen we toch voor! Hoeveel te groter was de teleurstelling voor Mozes.
Wat hij wel mag is het Nebogebergte beklimmen en van een van de toppen, de Pisga, een geweldig uitzicht krijgen over het hele gebied. Hij kijkt naar het noorden: over het gebied van Gilead heen naar Dan. Zijn blik dwaalt af meer in zuidelijke richting, tot aan de achterste zee, dat is de Middellandse zee, naar de Negev. En dan overziet hij de volle breedte van de Jordaanvlakte vlak vóór hem. Adembenemend. Daar is het om begonnen. Daar wil de Heer zijn volk vrede en voorspoed geven.
Mozes kijkt niet alleen uit over het land, hij kijkt ook uit over de toekomst. Veel van de streken worden al benoemd naar de stammen die er zich zullen vestigen.
Maar…, Mozes mag niet mee. Hij moet achterblijven, zijn taak overdragen. Hij heeft zijn missie niet voltooid.
We kennen de achtergrond. Wíj zullen u water geven, had hij ze toegebeten, toen ze voor de zoveelste keer begonnen te mopperen. En hij sloeg op de rots. Eigenmachtig nam hij daarmee de plaats in van God.
Zoals ook wij zo gemakkelijk het leven in eigen hand nemen, en daarmee de Heer in de weg staan. Daarom komt de dood. De draad van het leven wordt afgebroken. Een afknapper.
Gelukkig is er één geweest die meer was en is dan Mozes, de ebed JHWH bij uitstek, die zijn doel wel heeft bereikt, dwars door de dood heen, die niet vervallen is tot eigenmachtig leven, maar die in de diepste aanvechting geroepen heeft: niet mijn wil, maar de uwe geschiede. De levensdraad wordt opgepakt, voortgezet en voltooid.
Hij heeft hem begraven. Wat een intense liefde en zorg spreekt uit die woorden. Als Mozes sterft, wordt hij overgedragen aan de liefdevolle zorg van zijn Heer. In de smartelijkheid van de dood, van het onaffe, het onvoltooide, is er de troost van de nabijheid van God. God gaat verder. Zijn belofte wordt waar, ook al maakt Mozes het niet mee.
In vs. 10-12 lezen we een beknopt In memoriam. Meestal worden daarin de verdiensten van de overledene vermeld. Hier is het anders. Deze verzen zeggen meer over de God in het leven van Mozes dan over Mozes zelf. ‘Mozes dien God gekend heeft van aangezicht tot aangezicht.’ Daar staat niet: Mozes heeft de Heer gekend van aangezicht tot aangezicht, wat trouwens ook zo was, maar: De Heer heeft Mozes gekend van aangezicht tot aangezicht. Dat zegt iets over de Heer die heel vertrouwelijk met Mozes omging.
Verder was hij de grootste profeet aller tijden, niet omdat hij perfect was, maar omdat de Heer hem op een heel bijzondere manier gebruikte. De Heer was actief in Mozes en Mozes liet zich gebruiken door God.
Welk getuigenis kan van ons worden gegeven bij onze dood? Over de doden niets dan goeds. Zullen het ware woorden zijn?
Waar het op aankomt is, of je je hebt laten gebruiken in de dienst van God. Hij voltooit het. Hij maakt er iets moois van. Dat is het vooruitzicht voor ieder die gelooft. Laat je bemoedigen door dat vergezicht.