Eep Talstra en de orthodoxie

Ter gelegenheid van zijn leeftijdsontslag als hoogleraar Oude Testament aan de VU had het ND afgelopen zaterdag een uitgebreid vraaggesprek  met hem. Rechtzinnig kerkelijk Nederland heeft veel aan hem te danken. Tegen de stroom van de moderne Schriftkritiek in heeft hij zijn leerlingen en lezers bepaald bij de waarde van de Bijbeltekst zoals die ons is overgeleverd. Dát is het medium waardoor God met ons spreekt. In zijn exegese ging en gaat het echt over God. Door zijn lidmaatschap van het Confessioneel Gereformeerd Beraad maakt hij duidelijk dat hij zich lid voelt van de orthodoxe gereformeerde traditie.

Toch kraakt hij ook een kritische noot over de manier waarop de orthodoxie met God omgaat. De theologen hebben God veel te abstract gemaakt, ze hebben Hem te veel in de eeuwigheid getrokken. Zij schetsen een God die onwrikbaar vasthoudt aan een eeuwig heilsplan. Zo hebben ze voortdurend Gods eeuwigheid proberen te beschermen als een onaantastbare werkelijkheid waarvan wij onaantastbare kennis kunnen krijgen via de orthodoxe uitleg van de Bijbel. Ook het spreken over Gods leiding  in een mensenleven wordt snel te wereldvreemd. Dan wordt Hij te veel de directeur die overal boven staat.

In het gesprek komen drie motieven naar voren voor zijn kritische terughoudendheid. Het eerste is de manier waarop God zelf in de Bijbel met mensen omgaat, zowel in de vorm als in de inhoud. De bijbeltekst heeft een eeuwenlange geschiedenis doorlopen. Daardoor is hij vaak net zo rommelig als een oude binnenstad. Als die verschillende invloeden moeten we niet uit elkaar gaan rafelen, zoals de historisch-kritische exegese doet. Maar we moeten de kreukels ook niet proberen glad te strijken, zoals de orthodoxie onderneemt. Het is de vorm die God zelf gekozen heeft om met ons in gesprek te gaan.
De inhoud van de Bijbel laat ons zien, dat God telkens initiatieven neemt die dan weer op niets uitlopen en van Hem weer een nieuwe aanzet vragen. God is met zijn volk onderweg, stoot zijn neus, omdat het volk een andere kant op wil, en ziet zich dan voor een probleem gesteld, waarop Hij dan weer een nieuwe vindingrijke stap zet.

Het tweede motief is de ouderwetse vorm waarin de orthodoxe theologie met haar eeuwigheidsdenken gegoten is. Het is laatantieke beeldvorming. De vrijzinnigheid knapt daarop af. Als je blijft inzetten op onaantastbare kennis, zullen de mensen die daar vraagtekens bij hebben uiteindelijk geen keus hebben dan ophouden met geloven. Het is de route van Harry Kuitert.

Het derde motief is zijn persoonlijke leven. Een van zijn twee zonen is geboren met het syndroom van Down, en zijn eerste vrouw is lang ziek geweest en overleed nu ruim zes jaar geleden. Hij kon daarvoor geen troost vinden in de denkwijze van ‘u moet het accepteren want God heeft het beste met u voor’. Hij kent God als veel concreter verbonden met onze onvolmaakte werkelijkheid. Het is hem genoeg eraan vast te houden dat God zijn weg met de mensen gaat, dat er een bestemming is.

Ik breng dit gesprek voor het voetlicht, omdat het de zoveelste aanwijzing is, dat wij orthodoxen voor een ingrijpende bezinning staan over wie wij zijn en hoe wij verder willen. Strikt genomen past hij niet in een kerk die van de drie reformatorische belijdenisgeschriften aanneemt dat die in alles met Gods Woord overeenkomen en dat niets bedekt of openlijk geleerd mag worden wat daartegenin gaat. Deze belijdenissen spreken van God als de God die naar zijn eeuwige raad en voorzienigheid alles onderhoudt en regeert, en die van eeuwigheid een welomschreven aantal mensen heeft uitgekozen om verlost te worden uit hun ellende en het eeuwige leven te beërven, en de overigen te laten liggen in hun val en ondergang.

Deze klassieke belijdenisuitspraken vallen mij moeilijk en blijven mij tegelijk dierbaar. Ik heb nog steeds iets onvervangbaars met God als de Eeuwige. Dat is voor mij niet het wrijvende punt. De vraag is voor mij wel, hoe wij ons tot mensen als Talstra moeten verhouden. Willen wij tussen hem en ons de scheidslijn van Gods kerk laten lopen? Dat is de consequentie van ons belijden en het gewicht dat wij aan dat belijden geven.

Maar dan ontmoeten we hier iemand die veel voor de orthodoxie betekent, die God heeft leren kennen zoals Hij omgaat met mensen, die in die visie gelouterd is door zijn bestudering van de Schrift, door zijn ervaringen in het kerkelijke leven en door zijn persoonlijke levensweg. De vraag die ik aan de orde stel is niet of hij gelijk heeft, maar of hij om het authentieke geluid dat hij laat horen uit de kerk zou moeten worden geweerd.

Meestal schrikken we ervoor terug de dingen zo op scherp te zetten. Maar we moeten eerlijk zijn. De kerken die recht in de gereformeerde leer willen zijn moeten zich eerlijk en grondig afvragen waar zij de grenzen van Gods kerk op aarde trekken, eerst in een theoretische bezinning, om daarna hun beleid daarop aan te passen. Een indringend en belangrijk onderwerp in de aanloop naar Refo500.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , , . Bookmark de permalink.