Ruim twee weken geleden deed de vicepresident van de Raad van State, Piet Hein Donner, op het jaarlijkse congres van Oranjeverenigingen een opmerkelijke uitspraak. Het zou niet kies zijn van moslims te vragen dat zij zich van de terreurorganisatie ISIS distantiëren. Dan zou je er namelijk van uitgaan dat zij daarbij horen totdat zij er expliciet afstand van nemen. Daarmee doe je volgens Donner de meeste moslims tekort, want dan suggereer je dat de moslims per definitie gevaarlijk en radicaal zijn. Hij trok de vergelijking met de godsdienstoorlog in Noord-Ierland tussen katholieken en protestanten in de 20ste eeuw. Toen hoefde aan christenen in Nederland toch ook niet te worden gevraagd zich van deze strijd te distantiëren? De vergelijking gaat niet op, maar op een bepaald punt heeft Donner gelijk. Bij mij leidt dat echter tot een tegengestelde conclusie.
De vergelijking gaat niet op. Bij ons waren er geen jongeren uit gewone gezinnen die met godsdienstige motieven zich in de strijd in Noord-Ierland stortten. Bij ons werden ook geen radicale predikers uit Noord-Ierland uitgenodigd, zoals onlangs in Gouda wel gebeurde met de radicale prediker Chadlioui uit België. Zodra je dat doet, roep je vragen over je af. De strijd in Noord-Ierland is meer te vergelijken met het geweld tussen soennieten en sjiieten in Irak. Ten aanzien van die verbitterde strijd van actie en reactie voelden wij niet de drang van moslims in Nederland rekenschap te vragen waar zij staan. Nu echter gaat het om een moorddadige ideologie die haar voedingsbodem heeft in de islam en die binnen de gewone moslimgemeenschap volgelingen rekruteert. Dat vraagt om duidelijkheid.
Toch heeft Donner ook gelijk. Inderdaad, als je moslims vraagt afstand te nemen van ISIS, veronderstel je dat ze met ISIS verbonden zijn. Ik voeg eraan toe: dat zijn ze ook! Niet dat ik de vele verklaringen van moslims en moslimorganisaties, zoals de Organization of Islamic Cooperation en het Contactorgaan Moslims en Overheid, wantrouw. Daarin wordt afschuw uitgesproken over de wrede moorden en andere misdaden die door ISIS in naam van Allah worden gepleegd. Ik neem er met dankbaarheid kennis van.
Dit neemt niet weg, zelfs niet bij deze krachtige veroordelingen, dat moslimorganisaties met ISIS verbonden zijn. Binnen de islam leeft sterk het besef van de oemma, de wereldwijde moslimgemeenschap. Dat is niet alleen de feitelijke optelsom van alle moslims ter wereld, maar een normatieve saamhorigheid die oproept tot wederzijdse aanvaarding en ondersteuning. Stel je voor dat in conflicten waar ook ter wereld moslims van buiten af worden belaagd, dan doet de oemma een beroep op alle andere moslims hun broeders en zusters te steunen. Dat kan in het klein gebeuren, wanneer moslims de gelederen sluiten en hun mond houden wanneer een van hen verdacht wordt van criminele activiteiten. Het kan ook in het groot gebeuren, wanneer moslims de invloed van de westerse samenleving voelen en zich daar het liefst van zouden ontdoen. In de handhaving van de oemma ligt een enorm appel waar nodig de onderlinge strijdbijl te begraven en het voor elkaar op te nemen in tijden van een externe vijand. Ik heb nog geen moslimorganisatie ervoor horen pleiten de ISIS-strijders buiten de oemma te sluiten. Kennelijk is hun gedrag nog niet erg genoeg om van de plegers te zeggen dat ze geen moslims meer zijn. Met alle andere moslims maken ze nog steeds deel uit van de oemma en de daarmee verbonden onderlinge solidariteit.
Het is natuurlijk geen geheim dat de oemma onder grote druk staat. Veel moslimgroeperingen verketteren elkaar en bestrijden elkaar te vuur en te zwaard. Ook bij de strijd tegen ISIS zijn moslimlanden betrokken die zelfs een coalitie zijn aangegaan met Amerika. Toch blijft de oemma een ongrijpbare psychosociale religieuze kracht. Als het echt aankomt om de keuze tussen ISIS-strijders en Arabische christenen, zou de oemma kunnen eisen dat moslims die de terreurdaden veroordelen, voor deze strijders kiezen en tegen de christenen. Daarom zou aan moslims niet alleen gevraag moeten worden hoe zij tegenover ISIS staan, maar of zij deze organisatie en haar leden nog als islamitisch kwalificeren. Laten daartoe bevoegde moslimleiders een fatwa tegen ISIS-strijders uitvaardigen.
Deze blog is op 27 oktober 2014 verschenen in het ND.