Hoe liggen de velden van Efrata erbij? Verlaten. Ze worden van Betlehem gescheiden door een hoge betonnen muur met wachttorens die doen denken aan de grensovergangen door het IJzeren Gordijn naar Midden- en Oost-Europa in de tijd van de koude oorlog. De werkelijkheid daar is minder vredig dan de beelden die bij ons boven komen in deze dagen voor Kerst.
Antoine Bodar heeft onlangs een korte reis gemaakt naar Israël en de Palestijnse gebieden en hij heeft daarvan verslag gedaan in het ND van 14 december. Daarin toont hij zich onder de indruk van de onvrijheid waarin de Palestijnen zich bevinden en van het onrecht en de vernederingen die ze moeten ondergaan. Dat neemt niet weg dat hij ermee begon zijn verwantschap en verbondenheid met Israël te verwoorden. Toch weegt de achterstelling van de Palestijnen hem zwaar.
Op dit artikel zijn veel kritische ingezonden berichten gekomen. Daar is niets mis mee. Wat me echter is opgevallen, is de felle en verbeten toon die veel bijdragen kenmerkt. Bodar is naïef, hij heeft zich op sleeptouw laten nemen door een anti-Israëlische organisatie. Hij is kortzichtig, weet hij dan niet dat de oorzaak van het probleem bij de Palestijnen ligt? Zonder die muur zouden nog steeds zelfmoordterroristen dood en verderf zaaien in Israëlische steden. Dat is nu tenminste een halt toegeroepen.
Vanwaar die felheid? Het lijkt wel of de houding van Israël tegenover de Palestijnen gerechtvaardigd moet worden. Maar dan is er toch iets loos. Die gepassioneerde toon maakt mij wantrouwig. Ze is uiting van een gebrek aan bereidheid de andere kant van het verhaal onder ogen te zien. Dat leidt onontkoombaar tot eenzijdige voorstellingen van zaken.
Die felle eenzijdigheid neem ik aan beide kanten van het conflict waar. Bijvoorbeeld bij de Joodse psychiater H.M. van Praag. In 2009 schreef hij een boekje Jodenhaat en Zions-haat, waarin hij de haat als negatieve emotie analyseert en nagaat hoe het Joodse volk door de eeuwen heen voorwerp is geweest van collectieve haat, tot op het structurele antisemitisme in de Arabische wereld. In wat hij schrijft is veel dat wij ter harte kunnen nemen. Maar ook hij laat zich leiden door haat, erkent hij, haat tegen de uitingen. Hij rechtvaardigt Israëls houding tegenover de Palestijnen met de opmerking dat Israëls gebruik van geweld altijd een reactie is geweest op Arabische en Palestijnse provocaties.
Ongeveer in dezelfde tijd publiceerde Dries van Agt Een schreeuw om recht, waarin hij de Palestijnen verdedigt. Bij de presentatie van zijn boek zei hij: ‘De Palestijnen hebben ook stoute dingen gedaan, maar alleen in reactie. Wie is er begonnen? Israël!’
Is de werkelijkheid niet veel gecompliceerder? Van Praag erkent dat feiten nooit op zichzelf verkrijgbaar zijn. Het zijn altijd geïnterpreteerde feiten. Dat geldt natuurlijk ook hier. De onlusten vormen een lange keten van actie en reactie en elk van de partijen beweert te reageren op de actie van de ander.
In 1987 en 1988 was ik legerpredikant en in de opleiding leerde ik een sergeant-majoor kennen die voor Unifil in Libanon was geweest. Hij ging er pro-Israël heen en kwam anti-Israël terug. Wat had hem van gevoelen doen veranderen? De hautaine, disproportionele manier waarop het Israëlische leger vergeldingsacties in het grensgebied uitvoerde, met veel humanitair leed als gevolg.
Diep in mijn hart koester ik liefde voor Israël en ik ben helemaal van mening dat door de Arabische wereld, inclusief de Palestijnen, Israël erkend moet worden als Joodse staat. Ook is de Israëlische overheid geroepen de veiligheid van de eigen burgers te bewaren en tot stand te brengen. Maar die liefde sluit niet uit dat mijn hart ineenkrimpt wanneer goedwillende mensen van families die al eeuwenlang het land bewonen, dag in dag uit schofferingen en beperkingen moeten ondergaan.