Foto’s tijdens de kerkdienst

In 1938 voltrok zich de kerkelijke bevestiging van een huwelijk die enigszins opmerkelijk was, aldus het ND van woensdag 19 mei, omdat er een foto van gemaakt is. Dat beantwoordde in die tijd niet aan de gereformeerde zede. Een gezaghebbende uitspraak wordt geciteerd waarin dat standpunt werd verantwoord. Door de archaïsche stijl en spelling doet die gedateerd aan. Daardoor wordt bedoeld of onbedoeld de suggestie gewekt dat dit standpunt niet meer serieus te nemen is. Ik doel vooral op het volgende citaat: ‘Zelfs bij de heilige plechtigheid van den Doop zullen de ouders een photograaf laten komen om den doop van hun kind te ‘vereeuwigen’.’ En dat kan niet.

Welnu, de voorspelling is uitgekomen. Een foto tijdens de doop (en andere plechtige gelegenheden, zoals openbare geloofsbelijdenis) wordt steeds meer gewoon in erediensten die het predikaat ‘gereformeerd’ plegen te dragen. Wat mij daarin verbaast is dat dit zo zonder enige discussie is gebeurd. Naar mijn inschatting zijn er namelijk stevige liturgische en spirituele bezwaren tegen aan te voeren.

Vooraf echter even aandacht voor het grote argument om het wel te doen. Een foto kan het kind later altijd bepalen bij de realiteit van zijn of haar doop. Dat is een effect waarvan ik de waarde erken. Alleen weet ik niet of het opweegt tegen de bedenkingen. Eeuwen lang hebben de kerken het zonder foto’s moeten doen. Als dat afbreuk heeft gedaan aan de waarde en het functioneren van de doop, zou dat moeten leiden tot een herbezinning op de praktijk van de zuigelingendoop.

Liturgisch gaat het mij om het karakter van de eredienst als geconcentreerde ontmoeting van de gemeente met de drie-ene God. Deze God is de Heilige die in zijn genade mensen zoekt, die in zijn ongenaakbaarheid nabij is en gemeenschap sticht. Deze ontmoeting vraagt om aanbidding, verwondering en eerbetoon. In de doop wordt deze onuitsprekelijke verbinding van God met een mensenkind tegenwoordig gesteld. Dat vraagt onze volledige concentratie en toewijding. God is dat waard. Met minder doen we Hem tekort. Dat zou afbreuk doen aan de hulde die Hem toekomt.
Maar dan is er toch iemand met iets anders bezig, niet onvoorzien, zoals een kind dat een snoepje in de hand heeft en op de grond laat vallen, maar met uitdrukkelijke toestemming of zelfs zo georganiseerd door de kerkenraad, iemand die voor op of bij het podium, een toestel in de goede stand brengt, de mooiste positie zoekt, om het duidelijkste plaatje te schieten. En dat terwijl de essentie van het gebeuren helemaal niet vast te leggen is; daar is de fotograaf op dat moment dan ook niet mee bezig.

Daar hecht zich een spirituele overweging aan vast. Er wordt bij herhaling gesignaleerd, met recht, denk ik, dat wij het besef voor Gods ongrijpbare grootheid aan het verliezen zijn. Het knuffelgehalte van de geloofsrelatie neemt toe. Preken worden therapeutisch van toonzetting, God wordt het verlengstuk van onze behoeften. Maar het ontzag, de vreze, de onderwerping, de totale afhankelijkheid, wordt minder gekend.
Waar moeten we dat terugvinden? In de ontmoeting met God. Waar vindt die ontmoeting plaats? Waar God die belooft. Waar belooft Hij die? In de samenkomst van de gemeente.

Maar dan moeten we de ontmoeting in die samenkomst wel zuiver houden. En aan God alle eer geven. En alles gooien op de volle diepte in het zoeken van de Heer en in het beleven van zijn bevrijdende zegen.
Dus zonder mensen die met andere zaken bezig zijn en andere belangen behartigen.

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.