Uit een recent onderzoek onder predikanten in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) bleek dat zij zich in meerderheid beter geholpen voelen door supervisie en coaching en minder zien in een begeleidingscommissie of in functioneringsgesprekken. Dit wijkt af van mijn persoonlijke voorkeur. Met u denk ik erover na hoe dat komt.
Ik kan me goed voorstellen dat een predikant zich prettig voelt bij een wijze supervisor of coach, waarbij we overigens het verschil tussen deze twee niet over het hoofd moeten zien. Een supervisor reflecteert vooral en helpt degene die aan zijn supervisie is toevertrouwd naar zichzelf te kijken en zichzelf en zijn reacties en gevoelens te begrijpen. Een coach is doorgaans actiever in het geven van praktische adviezen en in het bemoedigen. In beide gevallen weet de predikant zich onvoorwaardelijk geaccepteerd en gesteund. Hij is de pastor die zelf behoefte heeft aan een pastor. Het kan weldadig aandoen van tijd tot tijd op zo iemand te kunnen terugvallen.
Begeleidingscommissies vanuit de gemeente en functioneringsgesprekken met kerkenraadsleden zijn iets minder veilig. Dat komt doordat de leden die daaraan deelnemen zelf belang hebben bij het goede functioneren van de predikant. Zij zijn daarom partij naast en in sommige gevallen tegenover de predikant. De predikant heeft sneller het idee dat hij zichzelf moet verdedigen. Het is begrijpelijk dat dat voor hem minder aantrekkelijk is.
Toch kunnen we hier niet volstaan met een voorkeur voor het een boven het ander. Supervisie en coaching hebben als specifiek doel het functioneren van de predikant te verbeteren. Ze worden meestal ingezet op het moment dat alle betrokkenen onder ogen zien dat er aan het functioneren van de predikant iets mankeert. Dat dat niet eerder gebeurt heeft er ongetwijfeld mee te maken dat de inzet van een supervisor of coach duur is. Daarvan gebruik te maken zonder direct ervaren noodzaak is een luxe. Vanuit dat oogpunt heb ik maar liever niet te maken met zo iemand, ook al kan ik wel eens psychotherapeuten benijden die in hun opleiding een intensief traject aan supervisie achter de rug hebben. Bij hen heeft dat echter een andere achtergrond.
Interne begeleiding en/of functioneringsgeprekken behoren tot het normale zorgvuldige omgaan met de predikant in de uitoefening van zijn dienstwerk. Zelf heb ik positieve ervaringen met halfjaarlijkse functioneringsgesprekken met het moderamen van de kerkenraad. Die kunnen echter alleen slagen als ze een hoge mate van vertrouwelijkheid hebben en als we ze duidelijk onderscheiden van beoordelingsgsprekken. Bij de laatste is de leidende vraag: heeft de predikant het goed (genoeg) gedaan? Een beoordelingsgesprek loopt uit op een cijfer (bij wijze van spreken) en op aanbevelingen om dat cijfer omhoog te krijgen. Bij functioneringsgesprekken is de leidende vraag echter: hoe komt de predikant in zijn functioneren zo goed mogelijk tot zijn recht en hoe dient hij de gemeente het best? Er wordt vooral gekeken naar wat het functioneren van de predikant eventueel heeft belemmerd en hoe die belemmeringen kunnen worden weggenomen.
Bij deze benadering wordt niet alleen naar de predikant gekeken, maar ook naar de kerkenraad en naar de regels en gebruiken zoals die gelden. Geeft de kerkenraad genoeg steun? Zijn de regels echt helpend? Moet de gebruikelijke gang van zaken tegen het licht worden gehouden? Daarop kan de predikant kritiek hebben. Binnen die brede bedding wordt óók naar het functioneren van de predikant gekeken. Reageert die adequaat op wat hij tegenkomt? Neemt die voldoende rust voor meditatieve voorbereiding van zijn preken? Verdeelt die zijn aandacht goed? Hoe kan hij geholpen worden bij wat hem het meeste moeite geeft? Is hij bereid die moeite te erkennen, daarover open te zijn en eraan te werken? En ga zo maar door.
Een functioneringsgesprek vraagt om veiligheid. Het is een van de weinige gelegenheden waarin de predikant zijn zwakheden, zijn angstgevoelens en zijn worstelingen kan tonen. Een goed functioneringsgesprek met de predikant is daarom voluit pastoraal.