Geen flauwekul

Het is dus géén flauwekul dat minister-president Balkenende benaderd is voor de nieuwe functie van president van de Europese Raad. Hij verklaarde dat spreken over zijn benoeming weliswaar prematuur is, maar hij sloot die benoeming niet uit.

We hebben natuurlijk nooit geloofd dat het flauwekul was, ook al gaf hij er die kwalificatie aan. Uit zijn gestuntel tijdens de algemene beschouwingen na Prinsjesdag bleek overduidelijk dat hij niet bij de les was. Hij had belangrijker dingen aan zijn hoofd dan het gesteggel van de oppositie over de daadkracht van het kabinet. Maar nu begint hij het zelf ook zeer voorzichtig toe te geven.

Vanwaar dan toch die aanvankelijke sterke ontkenning? Ik begrijp zijn dilemma wel. Als hij in dat stadium zou toegeven dat hij een mogelijke kandidaat voor die Europese functie is, zou dat grote politieke gevolgen hebben. Hij zou niet meer in staat zijn verantwoordelijkheid voor het kabinetsbeleid te nemen, omdat hij er niet meer op was af te rekenen. Zijn lot was vanaf dat moment immers niet meer verbonden met de aanvaarding van de politieke keuzes van het kabinet door de Tweede Kamer. Vandaar dat hij nog steeds zeer terughoudend is met uitspraken.

Toch zit voor mij hier een ethisch probleem. Is het moreel verantwoord dat een minister-president die er openlijk voor uit komt het christelijk geloof te belijden zo staalhard liegt? Kunnen we politici eigenlijk wel op hun woorden vertrouwen? Of is hun agenda altijd zo dubbel, dat ze per definitie onbetrouwbaar zijn? Is het een wonder dat het vertrouwen in de politiek dan tot een nulpunt daalt? Democratie die niet vertrouwenwekkend is, verwordt tot manipulatie.

Laat ik proberen het toch nog een keer van de kant van de premier te benaderen. Wat hij wist was vertrouwelijke kennis, die voorlopig vertrouwelijk moest blijven. Dat komt vaker voor, ik maak het ook mee, dat je vertrouwelijk kennis hebt van zaken. Die vertrouwelijke kennis mag niet openbaar worden, ofwel omdat personen daardoor worden geschaad, ofwel dat een diplomatiek proces wordt verstoord.
Toch is het niet altijd te voorkomen dat informatie als gerucht in het informele circuit terechtkomt. Journalisten krijgen er lucht van en doen wat ze moeten doen, ze confronteren de persoon in kwestie ermee.
De persoon in kwestie weet dat het ook moreel niet verantwoord is zijn vertrouwelijke kennis openbaar te maken. Als hij volstaat met ‘geen commentaar’, voedt hij de geruchten, want waarom zou hij dat zeggen als het niets aan de hand was? Ook een ontsnappingspoging als ‘Dat is niet aan de orde’ is veel te vaag en bovendien niet juist. In werkelijkheid is het wél aan de orde. De pers stelt het aan de orde. De enige reactie die het werk werkbaar houdt is een sterke ontkenning.

Met alle begrip en respect, zo’n resolute ontkenning van de waarheid tast de geloofwaardigheid van een politicus aan, en helemaal van een christenpoliticus, die oprechtheid hoog in het vaandel heeft staan. Ik denk dat er voor zo iemand maar één uitweg is: voor zover het van hem of haar afhangt voorkomen dat er zo’n dubbelzinnige situatie ontstaat. In het geval van de premier betekent dit, dat hij echt betrouwbaar is als leider van het kabinet en de rit van vier jaar vol maakt, en dat hij naar waarheid kan verklaren dat de speculaties over zijn kandidatuur voor Europa flauwekul zijn.

Dit belang van geloofwaardigheid zou voor een politicus in het algemeen en voor een christenpoliticus in het bijzonder groter moeten zijn dan welke persoonlijke of andere belangen dan ook.

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.