Genade, goede werken en zelfmoord

In een Engels-Duits onderzoek kwam naar voren dat in protestantse regio’s het aantal zelfmoorden groter was dan in rooms-katholieke regio’s. Een van de verklaringen die de onderzoekers daarvoor opstelden is, dat de protestantse genadeleer meer ruimte laat voor een onbestrafte zelfmoord dan de rooms-katholieke leer van de goede werken. In de protestantse visie op het delen in de verlossing is immers niet van doorslaggevend belang of je goed leeft, terwijl dat in de rooms-katholieke verlossingsleer veel meer het geval is.

Naar aanleiding van het bericht hierover in het ND van 30 maart wil ik het eigenlijk niet zozeer hebben over het verband met de zelfmoordcijfers, maar meer over het verschil tussen de protestantse en de rooms-katholieke benadering van de verlossing. Wat is het eigenlijk droevig en onnodig dat die benaderingen zo uiteen zijn gaan lopen en dat de theologische posities zo zijn gepolariseerd.

De protestantse theologie legt alle nadruk op de waarheid dat wij gered worden door geloof alleen, uit genade, en niet door werken. Maar het Nieuwe Testament maakt toch duidelijk dat hier geen tegenstelling ligt. Wie zullen het koninkrijk van de hemel binnengaan? Niet wie zeggen ‘Heer, Heer’, maar wie handelt naar de wil van de hemelse Vader (Matteüs 7:21). En zelfs Paulus, die zo veel nadruk op het geloof legt, zegt dat ieder van ons voor de rechterstoel van Christus krijgt naar dat hij in zijn leven gedaan heeft, of het nu goed is of slecht (2 Korintiërs 5:10). In Galaten 5:6 schrijft hij dat de liefde aan het geloof zijn kracht verleent. In overeenstemming hiermee schrijft Jakobus (2:17) dat het levende geloof zichzelf bewijst in goede daden. Er zou veel meer aan te halen zijn.

Omgekeerd moge duidelijk zijn dat de nieuwtestamentische nadruk op het belang van goede werken niet betekent dat wij door onze daden het heil kunnen verdienen. De kern van het nieuwe leven is vertrouwen, overgave, je verwachting stellen op God, leven van genade. De Rooms-Katholieke kerk heeft wel heel rekenkundig aan het geloof in de verdiensten van Christus de eigen verdiensten door gehoorzame daden als noodzakelijke aanvulling toegevoegd, alsof je het een bij het ander kunt optellen.

Ik denk wel te weten hoe de polarisatie is ontstaan. De Rooms-Katholieke kerk zette het begrip ‘verdienste’ centraal in een sterk juridisch getint denken over gerechtigheid. Sterk werd benadrukt dat volgens het Nieuwe Testament de gehoorzaamheid van de mens er wel degelijk toe doet, maar vervolgens werd dit in het weegschaalmodel van de verdienende gerechtigheid geplaatst. Vervolgens heeft de Reformatie niet dit denken in termen van verdienste bekritiseerd, maar vanuit hetzelfde concept de menselijke verdiensten afgewezen en alles op de noemer van Christus’ verdiensten gezet.

In het Nieuwe Testament spelen de termen ‘verdienen’ en ‘verdienste’ echter nauwelijks een rol. Ook het werk van Christus wordt niet beschreven in termen van verdienste. Als we de uitspraken over de betaling van zijn leven als losgeld gaan uitleggen als verdienende gerechtigheid, doen we wat de Bijbel zelf niet doet, namelijk de meetlat van de zogeheten verdelende gerechtigheid (justitia distributiva) aanleggen die aan ieder het zijne geeft. In de Bijbel is ‘gerechtigheid’ een verhoudingsbegrip. Het heeft te maken met rechte verhoudingen waardoor ieder tot zijn en haar recht komt. In dát kader heeft Jezus de prijs van zijn leven betaald om de verhouding met God te herstellen. Betaling is niet hetzelfde als verdienste. Áls we het woord ‘verdienen’ blijven gebruiken, laten we het dan ontdoen van de al te juridische invulling ‘ontvangen waar je recht op hebt’. ‘Verdienen’ kan ook breder worden opgevat, als ‘waard zijn’.

Als we het weegschaalmodel loslaten, komt er ineens veel meer ruimte voor de Bijbelse boodschap waarin zowel de centrale betekenis van het geloof als het onmisbare belang van de goede werken tot hun recht kan komen. De goede werken dragen niet bij aan onze verlossing, maar ze zijn wel vereist voor onze verlossing, omdat daarin het levende geloof tot uitdrukking komt. We hoeven dan ook niet bezwaard te zijn over de weergave in de NBV van Romeinen 5:1: ‘Wij zijn dus als rechtvaardigen aangenomen op grond van ons geloof’. ‘Op grond van’ betekent namelijk niet: als verdienende oorzaak, maar: omdat God het geloof herkent als de houding waarin wij onze hulp van Hem verwachten.

Intussen is er in de gesprekken tussen lutheranen en rooms-katholieken al veel opgehelderd over de verschillen in de rechtvaardigingsleer. Dat kon alleen door het idee van de verdienste op de achtergrond te zetten. Wij zouden de impact van dit nieuwe verstaan van het Nieuwe Testament sterker op ons moeten laten inwerken, om oppervlakkige posities zoals ‘gered worden door geloof zonder goede werken’ te vermijden.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , , , . Bookmark de permalink.