Verdedigers van de letterlijke betekenis van Genesis 1 over de schepping maken het zichzelf veel te gemakkelijk. Daardoor sterken ze zich te snel in hun eigen gelijk. Ze denken het pleit te hebben beslecht, als ze de onbewijsbaarheid en de onwaarschijnlijkheid van de evolutietheorie hebben aangetoond. En dat is naar hun mening niet moeilijk. Het gaat om een theorie die onbewijsbaar is, en waarbinnen de ontbrekende schakels tussen de soorten voor onoplosbare problemen zorgen. En dus hoeven we ons daardoor niet te laten verwarren. Deze strategie werd ook weer gevolgd in de brochure Evolutie of schepping die naar aanleiding van het Darwinjaar 2009 wordt uitgebracht, en in de bijdragen van medestanders in de discussie daarover in het ND.
Zij maken het zichzelf te gemakkelijk, want de werkelijke scherpte van de tegenargumenten ligt niet in een theorie, maar in feiten, en wel feiten omtrent de geologische verschijnselen en de ouderdom van geologische vondsten. Ik beperk me tot enkele verschijnselen en methoden om de ouderdom te bepalen.
– Er zijn tekenen van diverse mondiale rampen waarbij hoeveelheden energie moeten zijn vrijgekomen van miljoenen atoombommen. Ten tijde van de laatstbedoelde calamiteit zijn in vrij korte periode de dinosauriërs uitgestorven.
– Er zijn onderling onafhankelijke meetmethoden van ouderdomsbepaling die elk tot uitkomsten leiden in de orde van (vele) miljoenen jaren. Op iedere methode afzonderlijk zou kritiek gemaakt kunnen worden. De bestrijders van een oude aarde doen dat ook. Zo maken zij kritiek op de radiometrische methode, die de ouderdom bepaalt aan de hand van de halfwaardetijd (de tijd die nodig is om de helft van die stof te laten vervallen tot een ander product) van radioactieve stoffen in kristallen. Wanneer echter diverse methoden tot overeenkomstige resultaten leiden, bevestigen ze elkaar en wordt het veel moeilijker de betrouwbaarheid in twijfel te trekken. Als bijvoorbeeld in één kristal twee radioactieve elementen voorkomen met elk een eigen halfwaardetijd, en de verhouding van de oorspronkelijke stof en het vervalproduct in beide elementen tot eenzelfde ouderdom leidt, dan is dat een harde meetwaarde. Het tegenargument dat het verval in werkelijkheid veel sneller heeft plaatsgevonden kan niet stand houden, omdat dan alles zou zijn verbrand.
– Naast de radiometrische methode zijn er totaal andere methoden die eveneens op miljoenen jaren van ouderdom wijzen, zoals de jaarlijkse ijsafzettingen op Antarctica en dagelijkse afzettingen op koralen. In fossiele koralen zijn tot 400 dagringen binnen één jaarpatroon ontdekt. Dat wijst dus op een tijd dat een jaar 400 dagen telde. Per jaar draait de aarde iets langzamer om haar as dan het voorgaande jaar, en zo kan worden uitgerekend hoeveel miljoen jaar geleden de aarde zo snel om haar as roteerde dat één jaar 400 dagen bevatte.
Wat zeggen deze gegevens? Dat de aarde veel ouder is dan de pakweg 10.000 jaar die de jonge aardecreationisten aannemen, en dat tijdens die miljoenen jaren durende geschiedenis allerlei catastrofes zich hebben voltrokken ruimschoots voordat de mens op het toneel verscheen, en dus ook voordat de zondeval had plaatsgehad. Dat verdraagt zich niet met een letterlijke opvatting van Genesis 1.
Laten de voorstanders van een letterlijke uitleg van Genesis 1 zich van deze feiten en metingen eens grondig rekenschap geven. Merk op, dat de biologische evolutie in mijn voorstelling van zaken volledig buiten beeld is gebleven! Daar zitten de echte problemen niet.
P.S.
Velen beschouwen een prijsgeven van de letterlijke interpretatie van Genesis 1 als een zwaktebod, als een knieval voor de natuurwetenschap. Maar wat nu, als dit hoofdstuk zelf allerlei aanwijzingen bevat waaruit blijkt dat het niet de pretentie heeft van een letterlijke weergave? En die aanwijzingen zijn er maar al te zeer.
We moeten af van de hinderlijke en krenkende gedachte dat aanhangers van een minder letterlijke interpretatie tweederangs christenen zijn.