De lezer heeft nog een toelichting van mij tegoed. In mijn eerste bijdrage over Genesis 1 suggereerde ik, dat dit hoofdstuk zelf allerlei aanwijzingen bevat waaruit blijkt dat het niet de pretentie heeft van een letterlijke weergave. Dat wil ik laten zien. Er worden allerlei voorstellingen gebruikt zonder dat de schrijver wil zeggen: dit moet je letterlijk opvatten. Ik noem een aantal voorbeelden.
Het eerste deel van vers 2 luidt: ‘De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed’. De woorden ‘woest’, ‘doods’, ‘duisternis’ en ‘oervloed’ hebben de onheilspellende klank van chaosmachten die de orde willen verstoren. Ze komen uit het mythische denken van de volken, die de schepping als een eeuwigdurende strijd van goede en kwade goddelijke machten beschouwden. Als de bijbelschrijver deze voorstellingen leent, wil hij niet zeggen: zo zat de wereld inderdaad letterlijk in elkaar, maar: die boze machten zijn vanaf het begin aan de ene ware God onderworpen, ze hebben van meet af aan niets in te brengen. Aan Hem is alle macht. Met gebruikmaking van mythisch geladen begrippen worden de godenverhalen van de heidenen ontkracht.
Het tweede voorbeeld haakt aan bij de wonderlijke volgorde van de schepping van het licht op de eerste dag en de schepping van de lichten zon, maan en sterren op de vierde dag. Deze lichten moeten de dag van de nacht scheiden. Ze dienen als lampen aan het hemelgewelf, om licht te geven op de aarde. Hoe heeft de schrijver dat gedacht? Eerst de schepping van het licht en pas een paar dagen later de hemellichamen die licht geven? Zou hij zich niet bewust zijn geweest van de vragen die dat oproept? Als hij de bedoeling had gehad te beschrijven hoe het allemaal precies is ontstaan, had hij om deze vragen niet heen gekund. Maar zeer waarschijnlijk heeft hij een andere bedoeling gehad. Bij omringende volken werden de zon, de maan en de sterren vereerd als goden die de scheppers waren van het licht. Nee, zegt de auteur, de ene God is de Schepper van het licht. Vandaar de schepping van het licht op een machtswoord van de Allerhoogste. De zon en de maan zijn niet meer dan lichtdragers, hulpmiddelen door God gemaakt om de lichtsterkte te regelen. De schrijver heeft geen natuurwetenschappelijke bedoeling, maar een theologische.
Iets vergelijkbaars kan worden gezegd van de dagen en de nachten. Zon, maan en sterren verschijnen op de vierde dag op het toneel om dag en nacht, licht en donker te scheiden. Toch is er daarvóór al sprake van de eerste, de tweede en de derde dag en van avond en morgen. Hoe kan er een eerste, een tweede, een derde dag aan de orde zijn zonder de hemellichamen die dag en nacht van elkaar onderscheiden? Ook hier gaat het niet om een natuurwetenschappelijke, maar een theologische benadering. In de dagen van de scheppingsweek wordt de orde weerspiegeld waarin God zijn volk bij het verbond bewaart: de orde van zes dagen werken en de zevende dag rusten en wijden aan God.
Wat te zeggen over op de tweede dag gebeurt? Er ontstaat midden in het water een gewelf dat de watermassa’s van elkaar scheidt. Als gevolg daarvan is er water boven het gewelf en water onder het gewelf. De volgende dag wordt het water onder het gewelf naar één plaats gedreven, zodat er ook droog land tevoorschijn komt. De schrijver ontleent zijn voorstellingen aan de indruk die de hemel, de aarde en de zee op mensen maakt, zonder zich erom te bekommeren of dit een letterlijke beschrijving van de werkelijkheid is: de hemel als een koepel, de aarde als een plat vlak, water boven de koepel, om de aarde heen en onder de aarde. Op de vierde dag worden de lampen aan de hemelkoepel opgehangen. Het is een manier van spreken die door een kind kan worden begrepen.
Zo is het eerste hoofdstuk van de Bijbel een fundamentele godsdienstkritiek op het geloof van de heidenen, een diepgelovige visie op de schepping als het toneel voor de mens die leeft van Gods verbond in het ritme van werken en rusten, en een ontroerende beschrijving die in haar eenvoud zelfs kinderen aanspreekt. Aan deze tekst de eis verbinden dat hij als letterlijke beschrijving wordt geïnterpreteerd, doet aan de zeggingskracht ervan alleen maar afbreuk.