In het RD van gisteren verscheen een paginagroot artikel waarin een gesprek tussen vier theologen over de doop is weergegeven. De aanleiding vormde de sympathieke bespreking door R. van Kooten in diezelfde krant van mijn boek over de doop, Het badwater en de kinderen. Hij stelde voor dat twee voor- en twee tegenstanders van de kinderdoop zich zouden terugtrekken in een chalet in Zwitserland en met alleen de Schrift op tafel de materie zouden doordenken. Misschien dat dit de patstelling zou kunnen doorbreken.
De vier door hem genoemde theologen zijn op een morgen niet in de Zwitserse bergen, maar wel in de vlakke polderstad Emmeloord bij elkaar geweest. Behalve mijzelf waren dat prof. Van Vlastuin (Hersteld Hervormd), de heer Frinsel (lange tijd leidinggevende van de evangelische organisatie Tot Heil des Volks) en de seniorpredikant Bottenbley van de vrije baptistengemeente in Drachten. Het gesprek stond onder leiding van een journalist van het RD.
Het was een verhelderend gesprek. Beide deelnemers van baptistenzijde benadrukten dat ook voor hen de genade van God voorop gaat en doorslaggevend is. Ook zij gaan ervan uit dat de kinderen bij de gemeente van Christus horen en in het verbond van God zijn opgenomen. Alleen, naar hun overtuiging spreekt de Bijbel alleen van doop door onderdompeling voor mensen die bewust tot geloof gekomen zijn.
Ik denk dat deze duidelijke uitspraken winst zijn. Zij behoeden ons ervoor om in de toekomst de discussie op zijsporen te laten belanden en als voorstanders van de kinderdoop de tegenstanders daarvan dingen in de schoenen te schuiven die wij niet waar kunnen maken.
Ik moet trouwens een kanttekening maken bij mijn woordgebruik. Ik sprak over ’tegenstanders van de kinderdoop’. Misschien is dat wel te sterk geformuleerd. Op de vraag of zij van mening zijn dat de kinderdoop onbijbels is, gaven zij een genuanceerd antwoord. Er wordt iets heel moois mee uitgedrukt. Ouders wijden hun kinderen aan Christus, en het symbool laat er iets van zien dat God zich over hen ontfermt. In die zin wijzen zij de kinderdoop niet af. Alleen, huns inziens is dit niet de doop waar het Nieuwe Testament over spreekt.
Achteraf had ik op dit punt wel wat meer duidelijkheid gewenst. De vraag is immers niet of de kinderdoop een mooi ritueel is, maar of het de doop is waartoe Christus zijn leerlingen de opdracht heeft gegeven. Als je van mening bent dat de kinderdoop geen doop is, ben je een tegenstander van de kinderdoop als doop. Dan moet het gesprek gaan over de vraag: welke doop leert het Nieuwe Testament? Dat kwam te weinig aan bod.
Een tweede punt dat om meer verduidelijking vraagt is de opvatting van onze baptistische gesprekspartners dat de kleine kinderen volledig tot de gemeente als het lichaam van Christus behoren. ‘Vanzelfsprekend’, werd er zelfs aan toegevoegd. Zó vanzelfsprekend dat een zichtbaar teken van die inlijving overbodig is? De doop ís toch het teken van de inlijving in het lichaam van Christus? En Gods genade is toch nooit vanzelfsprekend?
Kortom, het gesprek heeft aangetoond dat de ontmoeting van voor- en tegenstanders (ik noem ze toch maar zo) van de kinderdoop zinvol blijft. En dat is winst.