Godsdienstvrijheid voor de islam?

Het vraaggesprek van Reina Wiskerke met de aan de VU afgestudeerde islamtheoloog Abdoellah Ghzili laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Hulde aan haar voor deze bijdrage en voor het verdiepende artikel dat zij daaraan toevoegde in het ND van afgelopen zaterdag. De duidelijkheid heeft betrekking op de houding van de orthodoxe islam tegenover afval van het islamgeloof en de overgang naar een andere godsdienst, bijvoorbeeld het christendom. Daarop staat de doodstraf. Niet dat iedereen zo’n fatwa, zo’n godsdienstig vonnis, mag uitvoeren, de uitvoering is voorbehouden aan de staat. Dat betekent dat in landen waar de islam een minderheid vormt zulke fatwa’s meestal niet worden uitgevoerd. Maar de opstelling van de islam is principieel en universeel, als we de liberale islam buiten beschouwing laten: voor afvalligen is de doodstraf de enig passende reactie.

Dat betekent: de islam verdraagt zich niet met godsdienstvrijheid. Deze formulering onthult een reëel probleem: Is het eigenlijk wel gepast in landen die godsdienstvrijheid als universeel recht aanvaarden ruimte te geven aan de islam, die toch ten diepste de godsdienstvrijheid geweld aandoet? We stuiten hier op de interessante paradox dat we een godsdienst die godsdienstvrijheid bestrijdt zouden moeten uitsluiten van de godsdienstvrijheid om de godsdienstvrijheid te beschermen. Als we die godsdienst namelijk niet uitsluiten, aanvaarden we een godsdienst die godsdienstvrijheid bestrijdt, en daarmee wordt de godsdienstvrijheid bedreigd. Wat weegt het zwaarst? De vrijheid voor een godsdienst die godsdienstvrijheid bestrijdt, of de godsdienstvrijheid die niet mag worden bedreigd door een godsdienst die de godsdienstvrijheid bestrijdt?

Veel mensen zeggen: de vrijheid voor die godsdienst uit naam van de godsdienstvrijheid weegt het zwaarst. Daarvoor worden twee argumenten aangevoerd die ik nu ga noemen en waarop ik gelijk ook inga.

Het eerste argument is: Het gaat ten diepste om een geestelijke strijd die je niet met politieke maar met geestelijke middelen moet voeren (Gert-Jan Segers). Een variant hierop komt van Jos Strengholt: als je hier moskeebouw zou verbieden omdat je in Saudi-Arabië geen kerk mag bouwen, ga je met gelijke munt terugbetalen en dat is niet christelijk.

Ik denk dat hier een onzuiverheid in de discussie sluipt. Het gaat in mijn probleemstelling niet over de geestelijke strijd tussen christendom en islam en niet over de bescherming van het christendom tegen de islam. Als het daarom ging, hadden de beide woordvoerders gelijk. We moeten de geestelijke strijd voor het koninkrijk van God niet met politieke middelen voeren (ook al bepleit artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis dit nog wel, maar dit ter zijde). Daar gaat het echter niet over. Ik heb een puur politieke probleemstelling op het oog: hoe kun je het beste de godsdienstvrijheid beschermen als je er een godsdienst is die de godsdienstvrijheid bestrijdt? Een politiek probleem moet je met politieke middelen oplossen.

Het tweede argument is als volgt. Wanneer je probeert te bepalen wat het zwaarst weegt, moet je kijken naar de consequenties van elk van de keuzes, de consequenties dus van de ene optie: de islam vrijlaten uit naam van de godsdienstvrijheid, en van de andere optie: de islam verbieden uit naam van de godsdienstvrijheid, omdat de islam de godsdienstvrijheid bestrijdt. Zolang de islam een minderheid vormt zijn de consequenties van de eerste optie beperkt. De islam zal niet in staat zijn zijn overtuiging ten aanzien van afvalligen in daden om te zetten, omdat ze een overheid mist die als de sterke arm uitvoering geeft aan de godsdienstige vonnissen. Daarentegen heeft de andere optie diepingrijpende gevolgen. Als je de islam in Nederland en de rest van de Europese Unie verbiedt, krijg je grote onrust. Laten we de islam dus maar de ruimte geven.

Dit argument bevredigt me niet. Vooreerst hoor ik van moslimnetwerken die in West-Europa die zich inzetten voor het opsporen en terechtstellen van tot het christendom bekeerde ex-moslims. Laat het waar zijn dat dat niet helemaal volgens de officiële regels is, omdat daarin de wettige overheid de enige instantie is die de fatwa’s mag uitvoeren, de praktijk wordt wel gevoed en gestimuleerd door de radicale opvattingen die gemakkelijk tot het gevoelen leiden dat het doel de middelen heiligt.
Verder kun je in de politiek stapje voor stapje te werk gaan. Je begint met de bouw van nieuwe moskeeën te verbieden. Je geeft daarmee een signaal en je beperkt vooralsnog de gevolgen.
En ten derde, de toegeeflijke houding schept veel onbegrip en ongenoegen. Ze is moeilijk uit te leggen.

Laten we hier politiek principieel zijn. Het recht op godsdienstvrijheid vraagt van alle betrokkenen de erkenning van dit recht, net zo goed als de deelname aan de meer-partijendemocratie van alle deelnemende partijen vraagt dat ze de grondslagen van de democratie aanvaarden. Als je zo rechte lijnen trekt, kun je de dingen uitleggen en verantwoorden, of iedereen het er nu mee eens is of niet.

Mijn conclusie is, dat de godsdienstvrijheid voor de islam aan banden moet worden gelegd.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , , . Bookmark de permalink.