Bij de stijgende kosten van de gezondheidszorg, gepaard aan de vergrijzing van de Nederlandse bevolking, is de vraag onvermijdelijk waar we de grens moeten trekken. De vraag is extra scherp in de actualiteit gekomen door het aanvankelijke advies van het College van Zorgverzekeringen de peperdure medicijnen tegen de zeldzame ziektes van Pompe en Fabry niet langer in het basispakket op te nemen. Als gevolg daarvan werd sterk ingezoomd op individuele gevallen, waaronder kinderen, die bij het gemis van deze middelen aan de verwoestende werking van hun ziekte zouden zijn uitgeleverd.
In dilemma’s als dit is de discussie zo moeilijk, omdat onmiddellijk de schrijnende gevallen in beeld worden gebracht en het morele appèl op onze verantwoordelijkheid niet kan worden genegeerd. Toch moet er in de kostenbeheersing iets gebeuren, omdat anders op een gegeven moment de kwaliteit van de gezondheidszorg op een niet-beheerste wijze terugloopt en ook dan mensen daarvan de dupe zijn, maar dan op een onbeheersbare manier, als gevolg van onbetaalbare premies of eigen risico’s, of zelfs het faillissement van zorgverzekeraars.
Voorop staat uiteraard dat de medische kosten niet onnodig hoog zijn, dat voor de goedkoopste effectieve medicijnen wordt gekozen en dat zinloze behandelingen achterwege blijven. Maar dan nóg lopen we aan tegen een ontwikkeling naar meer oude mensen die gemiddeld een hogere leeftijd bereiken en meer medische zorg nodig hebben, en voor wie medisch-technisch steeds meer mogelijk wordt. Hoe daarmee om te gaan?
Zie de volgende overwegingen niet als een uitgewerkt voorstel, maar meer als een gedachte-experiment dat aftast of de weg die daarin wordt geopperd begaanbaar is. Op deze wijze zullen we toch met elkaar tot een antwoord op de problematiek moeten komen.
Mijn gedachte is, de grens voor bepaalde kostbare behandelingen op een vastgestelde leeftijd te zetten, bijvoorbeeld integraal op 80 jaar. Behandelingen die beneden die leeftijd aanvangen, worden voor een vastgestelde termijn vergoed door de basisverzekering. Boven die leeftijdsgrens worden ze niet meer vergoed en blijven ze dus in de meeste gevallen achterwege. Buiten kijf moet staan dat tot aan het levenseinde al het mogelijke moet worden gedaan om bij ziekte de lijdensdruk tot een minimum te beperken.
In eerste instantie rijst hiertegen een moreel bezwaar. Is het ethisch verdedigbaar mensen vanaf 80 jaar een behandeling te ontzeggen die we mensen beneden die leeftijd wel gunnen? Is dit niet een voorbeeld van ongelijke behandeling en leeftijdsdiscriminatie? Zijn mensen vanaf die leeftijd minder waard? En wie zijn wij, dat wij het leven van de ene mens hoger zouden waarderen dan dat van de andere mens? Is dit onderscheid gerechtvaardigd in het licht van Gods omzien naar het zwakke? Laten we niet een categorie zwakken in de steek?
Dit bezwaar zou wel eens getemperd kunnen worden door de volgende gedachten. Op de achtergrond van het genoemde bezwaar lijkt de veronderstelling mee te spelen dat de levende mens recht heeft op een zo lang mogelijk aards leven, ongeacht de leeftijd die hij of zij inmiddels heeft bereikt. Dit veronderstelde recht druist voor mij in tegen de werkelijkheid dat velen al veel jonger dit leven noodgedwongen door ziekte, ongeval of spontane hartstilstand hebben moeten verlaten. Dat wij ouder worden dan zij is geen recht, maar een voorrecht.
Ook van de nu levende mensen zal een substantieel deel de 80 niet halen. Waarop is tegen de achtergrond van dit gegeven het recht gebaseerd ook na je tachtigste de optimale zorg tegen elke prijs voor een maximale levensduur te claimen? In mij roept de vanzelfsprekendheid waarmee anderen doorleven en waarmee ze veelal de dood van een leeftijdgenoot als gegeven aanvaarden weerstand op. Dat wij mogen doorleven is niet vanzelfsprekend, het is ongekende mazzel, of, christelijk gesproken, pure genade.
In zekere zin is in mijn suggestie sprake van leeftijdsdiscriminatie en ongelijke behandeling. Die zijn in dit geval echter ter zake. Het gaat mij om een beperkt recht voor ouderen in het belang van de beschikbare gezondheidszorg voor wie jonger zijn dan zij, zodat hun levenskansen worden vergroot. Dat is een behandeling die in de richting gaat van grotere gelijkheid.