Grenzen van de loyaliteit aan de organisatie

Edward Snowden heeft de loyaliteit aan zijn vroegere werkgever, een veiligheidsdienst van de Amerikaanse overheid, geschonden door zijn eed van geheimhouding te breken. Zo schokte hij de vrije wereld van Europa met zijn onthulling dat Amerikaanse inlichtingendiensten alle e-mails en telefoongesprekken opslaan en kunnen inzien of afluisteren. Een botsing van plichten leidde hem tot deze keuze; hij brak zijn eed om een in zijn ogen groter kwaad aan de kaak te stellen: dat de privacy van alle burgers op het spel staat zonder dat die door middel van democratische besluitvorming daarvoor toestemming hebben gegeven. De loyaliteit aan de organisatie heeft haar grens.

Hoe is dat ten aanzien van de organisatie van de kerken? Wat ik sterk vind aan het gereformeerde kerkrecht is, dat die grens daar wordt gerespecteerd. Ook de kerken vormen een organisatie waarin loyaliteit van groot belang is. Ambtsdragers onderschrijven dat met hun handtekening onder het verbindingsformulier. Daarmee verklaren ze dat zij de geldende geloofsbelijdenissen aanvaarden omdat zij erkennen dat die in alles met Gods Woord overeenkomen. Tevens beloven ze dat ze de besluiten die de kerkelijke vergaderingen hebben genomen zullen respecteren en uitvoeren. Wat de trouw aan de belijdenis betreft wordt de situatie beschreven dat zij van inzicht veranderen en tot het inzicht komen dat de belijdenis op een bepaald punt tegen het Woord van God ingaat. Zij verklaren dat zij in dat geval hun mening aan een synode ter toetsing zullen voorleggen en dat zij zich aan de uitspraak van die synode zullen houden.

Op deze ver gaande verbintenis volgt echter de volgende bepaling: ik verklaar en beloof zo te handelen op straffe van schorsing en ontheffing uit de dienst. In deze toevoeging beluister ik twee elementen. Het eerste is, dat de ondertekenaar zich bewust is van het belang van zijn loyaliteit aan de kerken en hun belijdenis. Dit belang is zo groot dat zonder deze loyaliteit hij geen dienaar kan zijn in een kerk van gereformeerde confessie. Zijn dienstwerk in deze kerken staat of valt met de overtuiging van het schriftuurlijke gehalte van de belijdenis en met de trouw daaraan.

Tegelijkertijd klinkt erin door, dat er rekening gehouden wordt met de mogelijkheid dat hier een probleem ontstaat. De ondertekenaar zegt eigenlijk: mocht ooit de omstandigheid zich voordoen dat ik een ander gevoelen krijg op enig punt van de belijdenis en de synode kan mij niet overtuigen van mijn ongelijk, dan aanvaard ik als consequentie dat ik uit de dienst binnen deze kerken word geschorst en ontheven.

Deze ruimte voor het handelen naar de eigen overtuiging tegen het oordeel van de kerken in is geïmpliceerd in de Bijbelse principe dat wij God meer moeten gehoorzamen dan de mensen (Handelingen 5:29). Wie na veel zelfonderzoek, gebed, bijbelstudie en gesprekken overtuigd is dat God iets anders vraagt dan de kerkelijke vergadering, moet kiezen voor God en niet voor de organisatie. Dat wordt ook in de belijdenis verwoord: de Bijbel is het ultieme richtsnoer van onze leer en ons leven. Artikel 41 van de kerkorde brengt dat zo onder woorden: Alles wat de kerken besluiten moet voor vaststaand en bindend gehouden worden, tenzij bewezen wordt dat dit in strijd is met Gods Woord.

Hier wordt een principiële ruimte voor het eigen geweten ten overstaan van God erkend, die als het erop aankomt zwaarder weegt dan de kerkelijke besluitvorming. Daarmee worden de grenzen van de loyaliteit aan de kerkelijke organisatie omschreven. De erkenning van deze grenzen impliceert geen matiging van de sanctie, maar wel een halt houden voor de persoonlijke morele integriteit. Wie op voor hem overtuigende gronden, ontleend aan de Bijbel, tot een afwijkend gevoelen komt, door de synodale toets niet wordt overtuigd, en spreekt en handelt volgens zijn geweten, hoeft zichzelf niet te beschuldigen van het breken van zijn verklaring die geldt als een eed. Immers, in de verklaring zelf was met die mogelijkheid al rekening gehouden.

Die grenzen dienen we in het geval van Snowden ook te laten gelden, tot op zekere hoogte. De last van de ongeoorloofde praktijken kan in zijn geweten zwaarder wegen dan de eed van geheimhouding. Dat dient bij de beoordeling in ieder geval een rol te spelen. Echter, in zijn eed was niet met verandering van inzicht gerekend. Dat brengt met zich mee dat hij, in onderscheid met de geschetste kerkelijke situatie, wel meineed heeft gepleegd. Dat maakt zijn morele situatie complexer. Ook heeft hij grotere consequenties onder ogen te zien en te aanvaarden. Dat zijn in zijn geval ontslag uit zijn dienstverband en juridische strafvervolging. Hij kan legale manieren zoeken om aan die vervolging te ontkomen, zoals vluchten en zich verbergen, maar dat verandert niets aan de juridische legitimiteit van de sancties.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , , , . Bookmark de permalink.