Als we het hebben over de plaats van de vrouw in de gemeente, gaat het niet alleen over de zorgvuldige uitleg van Bijbelteksten, maar ook over een meer overkoepelende vraag: hoe lezen we de Bijbel in deze tijd? Dat is de vraag naar de hermeneutiek. Tegenstanders van de openstelling van de ambten voor vrouwen brengen als voor hen belangrijk argument naar voren: de voorstanders hebben een andere hermeneutiek. Die laten de betekenis van de Bijbel mede afhangen van de tijd waarin we leven. En daarmee maken ze wat er staat tijdgebonden. In deze blog wil ik laten zien dat het minder simpel ligt.
Wat is de les van de moderne hermeneutiek? Die is dat we de Bijbel niet blanco kunnen lezen. We nemen altijd onze interesses en vooronderstellingen mee. Die bepalen mede waar we op letten en hoe we de teksten verstaan en tot gelding brengen. De uitlegger maakt deel uit van het interpretatieproces. Dat wordt de hermeneutische cirkel genoemd. Dat betekent niet dat de tekst alleen maar zegt wat wij graag willen horen, want in een eerlijk luisteren letten we ook op wat schuurt en tegen onze voorkeuren indruist. In dat proces van voorverstaan en nieuw verstaan zoeken we naar wat de teksten ons in onze context te zeggen hebben.
Meer traditionele theologen maken daartegen bezwaar. De uitlegger krijgt huns inziens op deze manier een te grote inbreng. Het ‘zo spreekt de Heer’ speelt naar hun oordeel een te weinig onafhankelijke rol. Wat de tekst in de tweede of in de zeventiende eeuw zei, dat zegt hij ook nu. Wij hebben daaronder te buigen, of dat nu bij onze belevingswereld past of niet. Het is een kwestie van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid.
Wat zij over het hoofd zien is, dat ook hun eigen uitleg tijdbepaald is. Ze gaan ervan uit dat zij met een vrome (positief bedoeld) onderzoekende geest voldoende afstand van de tekst kunnen nemen om daarvan de objectieve betekenis te kunnen vaststellen. Natuurlijk kan een uitlegger zich vergissen, maar met elkaar komen we toch tot een onomstreden beeld van de betekenis. Met vertrouwen spreken ze dan uit: dit zegt de Schrift! Ieder die het niet met ons eens is, gaat in tegen de Schrift. Die buigt niet onder het gezag van de Schrift.
Het doet me denken aan wat Ab van Langevelde schrijft in zijn dissertatie uit 2015 over prof. C. Veenhof. Ze heeft de veelzeggende hoofdtitel: In het klimaat van het absolute, en beschrijft de geschiedenis van de Vrijmaking en de spanningen binnen de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). De auteur spreekt over de ideologie van het ene goede antwoord binnen de vrijgemaakte kerken in de jaren ’50 van de vorige eeuw. Via grondige Bijbelstudie zou langs rationele weg de absolute betekenis kunnen worden vastgesteld. Dit streven naar heldere, uniforme antwoorden liet nauwelijks ruimte voor meningsverschillen. Van Langevelde spreekt van een typisch moderne veronderstelling (zie p. 389).
Dat is onthullend. Van Langevelde spreekt van een typisch moderne veronderstelling, terwijl traditionele uitleggers hier natuurlijk niets van willen weten. Het zou betekenen dat ook hun uitleg tijdgebonden is. Toch heeft hij gelijk. Het is typisch modern een gedistantieerde analytische positie in te nemen om van daaruit te registreren hoe de werkelijkheid (en ook een tekst) in elkaar zit. Vóór de moderne tijd (die in de Renaissance begint) was daarvan geen sprake. Uitleg van de Bijbel werd altijd gegeven vanuit betrokkenheid bij de zaak en niet vanuit analytische distantie. Zo gebeurt dat in het Nieuwe Testament ten opzichte van het Oude ook.
De omslag naar de moderne benadering leidt tot een ongehoord optimistische kijk op ons vermogen de teksten tot hun recht te laten komen. Eens voor altijd maakt hun uitleg duidelijk wat de tekst wil zeggen. Ook dit optimisme is typisch modern. In de vorige eeuw hebben we gezien hoeveel schade deze houding kerkelijk heeft aangericht: individuen en groepen botsten frontaal op elkaar. De ravage was groot.
Intussen brengt deze pretentie van de traditionele benadering haar in diskrediet. Zij pretendeert boven de wisseling van de tijden verheven te zijn. Maar zij blijkt zelf een kind van haar eigen tijd te zijn. Zij kan haar pretentie niet waarmaken. Met haar rationele inslag en optimisme is het resultaat van haar Schriftbenadering aantoonbaar tijdgebonden.
Maar hoe moet het dan? Heeft iedere tijd dan haar eigen waarheid? Is de waarheid niet één? Geeft de Bijbel niet langer de doorslag? Onderwerpen we de Schrift aan onze eigen tijdgebonden voorkeuren? Leidt dit niet tot relativisme? Die vragen bewaar ik voor de volgenden keer.