Het auteursrecht van de heilige Geest

In deze bijdrage wil ik mij niet bemoeien met de discussie over een redelijke prijsstelling voor de online versie van het nieuwe liedboek ten behoeve van de eredienst. Wel wil ik één van de aspecten die daarbij een rol spelen tegen het licht houden, namelijk de auteursrechten van componisten en tekstschrijvers. Daar heb ik mijn aarzelingen bij.

Die aarzelingen worden ingegeven door de afstand tussen de praktijk van vergoedingen voor het gebruik van artistieke uitingen in de kerk en de manier waarop het Nieuwe Testament spreekt over de gaven van de Geest. Volgens de apostel Paulus heeft ieder lid van de gemeente een gave van de heilige Geest gekregen om die in te zetten voor de gemeente. Het zijn genadegaven, gaven dus die wij gratis ontvangen om daarmee dienstbaar te zijn aan de voortgang van Gods rijk. Daar vallen ook de gaven van muziek en poëzie onder. Hoe kan ik daarmee rijmen dat mensen die om niet een gave van de heilige Geest hebben ontvangen alleen bereid zijn deze gave tot nut van de gemeente aan te wenden als ze daarvoor betaald worden? De auteursrechten liggen niet bij hen, maar bij de Geest, en die wil daar geen aanspraak op maken.

Een voor de hand liggende reactie is de verwijzing naar een uitspraak in het Nieuwe Testament, namelijk ‘de arbeider is zijn loon (of: voedsel) waard.’ Dat mag toch ook gelden voor de medewerkers aan het liedboek voor de kerken? Toch is de zaak minder evident dan ze lijkt. In Matteüs 10 gebruikt Jezus dit woord bij de uitzending van zijn leerlingen zonder geld of reiszak. Zij moeten leven van wat zij onderweg krijgen. Zij mogen vertrouwen dat het dan goed komt, want als arbeiders in Gods rijk zijn zij hun loon waard. In 1 Timoteüs 5 zegt Paulus dat oudsten die goed leiding geven dubbel eerbewijs toekomt. Mogelijk denkt hij daarbij naast respect tonen aan een honorarium (letterlijk: eerbewijs), want hij verwijst naar diezelfde regel. De sfeer in al deze teksten is niet die van financiële condities die door de evangeliedienaren worden gesteld, en zeker niet die van het claimen van geestelijke eigendomsrechten.

Ik wil de kwestie nog iets aanscherpen. Er is een voorbeeld in de Bijbel van iemand die de gave van de Geest wil verbinden met geldelijk gewin. Dat is Simon de tovenaar, die in Handelingen 8 aan Petrus geld aanbiedt om ook te beschikken over de heilige Geest, zodat hij met succes mensen de handen kan opleggen. De reactie van Petrus is ongemeen scherp; vrij vertaald: loop naar de hel met je geld!  Van de naam van deze man is het woord ‘simonie’ afgeleid: het verhandelen van geestelijke zaken door middel van koop, verkoop of ruilhandel. In de middeleeuwen ging het dan over geestelijke ambten. Simonie werd beschouwd als een hoofdzonde. Het is niet mijn bedoeling met deze associatie tekstdichters en componisten van geestelijke liederen te verdenken van ongeestelijke, occulte of commerciële motieven. Wel wil ik ermee illustreren hoe gevoelig de verbinding tussen geestelijke gaven en geld lag. Ik heb de indruk dat wij die gevoeligheid in belangrijke mate zijn kwijtgeraakt. We worden gekapitteld door het kapitalisme. Twee principes botsen op elkaar, dat van het evangelie en dat van de autonomie van de kunstenaar.

Het is nog iets ingewikkelder. Wat te denken van het gebruik van kopieën in gedrukte liturgieën? Het auteursrecht heeft een tegenhanger in het kopieerrecht. Als het auteursrecht ter discussie staat, moet dan het kopieerrecht er ook maar aan geloven? Op die manier gaan alle uitgevers failliet.

Componisten, liedschrijvers en uitgevers moeten ook leven. Daarom is een vorm van financiële vergoeding een vereiste. Het uitgangspunt zou daarbij echter niet moeten liggen bij het auteursrecht, want dan wordt geld verdiend aan de gratis gaven van de heilige Geest, die gegeven zijn voor de opbouw van de gemeente. De beloning voor medewerkers zou niet gelieerd moeten zijn aan de gave, maar aan de verrichte arbeid, waarvoor zij hun loon waard zijn. Het verschil is dat de auteur geen geestelijk eigendomsrecht kan claimen. De digitale versie van het liedboek zou een vaste aanschafprijs moeten hebben, analoog aan de papieren versie. Dan gaat het dus om de vergoeding van de inspanning om te komen tot het eindproduct. De financiering van het eindproduct biedt meteen een goed aanknopingspunt om het kopieerrecht te verdedigen. En dat grote gemeenten meer betalen dan kleine zou je kunnen handhaven, als je het baseert op onderlinge solidariteit.

Deze blog is op 23 juli 2013 als ingezonden artikel geplaatst in het ND.

Dit bericht is geplaatst in Logboek met de tags , , . Bookmark de permalink.