Drie humanistische organisaties proberen een advertentiecampagne te financieren om het atheïsme te promoten. Net als de Bond tegen het Vloeken willen ze op perrons, in bushokjes, op bussen en treinen teksten laten aanbrengen met hun boodschap. Het gaat hun om slagzinnen als ‘God bestaat waarschijnlijk niet’. Over die spreuk wil ik een moment met u mediteren.
Voor ‘atheïsten’ klikt de uitspraak ‘God bestaat waarschijnlijk niet’ opmerkelijk gematigd. Als men dit zegt, stelt men namelijk impliciet ook het complement: ‘God bestaat misschien wel’. Dat klinkt natuurlijk heel anders. Dat heeft te maken met de persoonlijke voorkeur van degene die het zegt. Als iemand zegt: ‘God bestaat waarschijnlijk niet’, dan ga je er als hoorder van uit dat diegene het geloof in God heeft afgeschreven. Daarentegen, als iemand zegt: ‘God bestaat misschien wel’, dat lijkt die persoon op zoek te zijn naar God en niet los van Hem te komen. Echter, wanneer wij beide beweringen losmaken van de persoonlijke voorkeur van degenen die ze uitspreken, betekenen ze precies hetzelfde. ‘Waarschijnlijk niet’ laat namelijk de mogelijkheid open van ‘misschien wel’. Een atheïst die dat zegt, is niet recht in de leer. Maar misschien is het tactiek. Als de boodschap te stellig wordt gepresenteerd, stoot ze alleen maar af.
De uitspraak ‘God bestaat waarschijnlijk niet’ is echter niet alleen zeer gematigd, ze is logisch beschouwd innerlijk tegenstrijdig. Laten we voor de overzichtelijkheid de stelling eens formuleren in termen van werkelijk, mogelijk en noodzakelijk (dat is: de onmogelijkheid van het tegendeel). Dan herformuleren we de stelling als: God bestaat mogelijk wel en mogelijk niet. Daarmee raken we wel een nuance kwijt. De stelling wil namelijk tot uitdrukking brengen dat het bestaan van God maar een heel klein beetje mogelijk is, en dat de mogelijkheid dat Hij niet bestaat veel groter is. Voor de logische structuur van de uitspraak maakt dat echter geen verschil.
De stelling ‘God bestaat mogelijk wel en mogelijk niet’ is innerlijk tegenstrijdig, zo heb ik betoogd. Laat ik me nader verklaren. Mijn uitleg loopt als volgt. Als Gods bestaan (niet meer dan) mogelijk is, kan de vraag worden gesteld: Waar hangt het dan van af of de mogelijkheid dat God bestaat is gerealiseerd? Of God werkelijk bestaat hangt dan af van allerlei factoren in onze waarneembare werkelijkheid. En dat is ongerijmd. Want wat bedoelen we met ‘God’? Toch iets dat of iemand die aan deze werkelijkheid voorafgaat en erbovenuit stijgt. ‘God’ is juist daarin God dat zijn bestaan níet afhangt van allerlei factoren in onze ervaringswereld.
Logisch is het onzin om te zeggen dat God mogelijk wel en mogelijk niet bestaat. Als we iets over het bestaan van God willen zeggen, blijven er twee mogelijkheden over: God bestaat noodzakelijk (of: het is onmogelijk dat Hij niet bestaat) en: Gods bestaan is onmogelijk (of: het is noodzakelijk dat Hij niet bestaat). Het interessante van deze uitspraken is, dat ze beide een logische claim leggen op waarheid. Dat wil zeggen: ze beschouwen de tegenovergestelde positie als ongerijmd, ofwel als on-zin, non-sens.
Er worden nog steeds wijsgerige discussies gevoerd over deze controverse. Daarbij hebben de atheïsten het het moeilijkst. Het valt niet mee om te bewijzen dat Gods bestaan onmogelijk is. Hun troef is meestal de tegenstrijdigheid van Gods liefde en zijn almacht. Hoe kan God, als Hij almachtig en de bron van liefde is, alle ellende op aarde toelaten? Dat is een ingrijpende vraag. Maar voor een deel zijn daar zinvolle antwoorden op te geven, en voor de rest hoort het ook bij God dat zijn gedachten hoger zijn dan de onze. dat betekent: ongetwijfeld zijn er zinvolle antwoorden die ons verstand te boven gaan.
Natuurlijk hoef je je bij de kwestie van geloven of niet geloven je niet in deze wijsgerige controverse te verdiepen. Als ongelovige kun je zeggen: ik weet niet of God noodzakelijk of onmogelijk is, daar houd ik mij niet mee bezig, voor mij speelt Hij gewoon geen rol. En voor een gelovige is niet de noodzakelijkheid van zijn bestaan maar de werkelijkheid van zijn nabijheid doorslaggevend.
Als het maar helder is dat de stelling ‘God bestaat waarschijnlijk niet’ ondoordacht en onhoudbaar is.