Het burgerlijk ‘huwelijk’

Er is veel in beweging rond de beleving van het huwelijk. Door drie kwart van de stellen die met elkaar door het leven willen wordt het huwelijk gewaardeerd en veelal aangegaan. Alleen, meestal vindt de formele huwelijkssluiting niet aan het begin van de samenwoningsrelatie plaats, maar pas na verloop van tijd. Het blijft een uitdaging voor de kerken om daar op een adekwate manier op te reageren.

Om dat te kunnen doen, moeten we helder analyseren wat er aan de orde is. De kerk kiest voor een huwelijkssluiting aan het begin van de samenwoning en niet pas na verloop van tijd. Waarom? Omdat je voor het leven aan elkaar verbonden wordt en niet de schijn moet worden gewekt dat het eerst nog wat voorlopig en vrijblijvend is.

Alleen, is de huwelijksvoltrekking zoals die bij ons gebruikelijk is wel adequaat? Wij gaan naar het gemeentehuis en zeggen ja op de vraag of wij alle plichten die de overheid aan de huwelijkse staat verbindt op ons willen nemen. Maar wat zijn eigenlijk die verplichtingen?

Wie het burgerlijk wetboek daarop naaleest, komt het volgende tegen: de gehuwden zijn elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd. Zij moeten elkaar onderdak verlenen en aanvaarden samen de financiële consequenties die het gehuwd zijn met zich meebrengt.

Veelzeggender is wat er niet wordt gevraagd. Er wordt niet gevraagd elkaar voor het leven trouw te zijn. ‘Getrouwheid’ is een vaag woord dat ieder stel op zijn eigen manier kan invullen. Zij beloven elkaar ook niet dat de seksuele gemeenschap exclusief voor de huwelijksrelatie bestemd is. Gemeenschap vóór het huwelijk is breed geaccepteerd, en gemeenschap buiten het huwelijk behoort tot de mogelijkheden bij wederzijds goedvinden. Beiden beloven elkaar niet eens dat ze samen gaan wonen, zij dienen slechts elkaar onderdak te verschaffen. Tenslotte is het slechts een bijkomstigheid als beide huwelijkskandidaten mannelijk en vrouwelijk zijn. Van kinderen wordt dan ook niet gesproken.

Al deze punten staat in contrast met wat in de Bijbel onder het huwelijk wordt verstaan. Daar gaat het om een levenslange verbintenis tussen een man en een vrouw, die bij elkaar wonen en juist in het huwelijk de geslachtsgemeenschap beleven, met de bereidheid tot het ontvangen van kinderen. De enige overeenkomst van het burgelijke huwelijk met het huwelijk volgens de Bijbel is de onderlinge zorgplicht. Die verbindingslijn is wel heel dun. Ik constateer dat met het jawoord in het gemeentehuis geen ja wordt gezegd op de essenties van het huwelijk in de Bijbel.

Is het burgerlijk huwelijk nog wel een huwelijk in bijbelse zin? Misschien doen de kerken er zo langzamerhand goed aan de sluiting van huwelijken niet langer aan de overheid toe te vertrouwen, maar die in eigen hand te nemen.

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.