Het laatste woord

Soms sluiten in één krant diverse artikelen mooi op elkaar aan. Vandaag is dat het geval in het ND met het redactioneel commentaar, een impressie uit een van de kerkbladen en het verslag van een discussie op het Xnoizz Flevo Festival in Bussloo. Ze draaien alle drie om de vraag of de Bijbel het laatste woord heeft in zaken van geloof en leven.

In het commentaar wordt verhaald van een gescheiden christenvrouw die in het blad Eva haar keuze voor kunstmatige inseminatie door een onbekende donor verantwoordt. Haar gevoel dat het een goede weg was heeft voor haar de doorslag gegeven. Uit de Bijbel kon zij niet afleiden dat het tegen Gods wil inging. In een behoedzame reactie stelt hoofdredacteur Bergwerff, dat de Bijbel grondlijnen trekt die soms nogal tegendraads zijn aan de gevoelens van mensen. Als voorbeeld noemt hij homorelaties en nieuwe relaties voor mensen wier partner levenslang in een verpleeginrichting vertoeven.

In de impressie gaat het om een artikel van prof.dr. G. van den Brink in De Waarheidsvriend over de gereformeerde manier van bijbeluitleg. Dat is zijns inziens de enige juiste manier. Deze uitleg wordt gekarakteriseerd door ‘alleen de Schrift’ en ‘geheel de Schrift’. Daarbij heeft de Bijbel de beslissende stem, en wordt hij niet ondergeschikt gemaakt aan onze eigen wensen en belangen.

En in het verslag wordt de mening van Wim Hoogendijk doorgegeven, dat hij niet gelooft dat de hel een plaats is waar mensen voor eeuwig worden gestraft. Hij wees de aanwezige jongeren erop, dat er in de Bijbel teksten voorkomen die suggereren dat ongelovigen voor eeuwig verloren gaan, maar ook passages die erop wijzen dat het uiteindelijk met iedereen goed komt. Tegenover hem stond Johan Vreugdenhil (uit Emmeloord), die ervan uitgaat dat de hel echt een plaats is van eeuwige straf.

Ik sluit mij aan bij Van de Brink. De Bijbel dient het laatste woord te hebben, niet onze voorkeur, en daarom ook niet onze eenzijdige selectie uit de Bijbel. Dit uitgangspunt heeft echter indringende gevolgen. Het betekent dat bij verschil van inzicht in wat de Bijbel zegt, het gesprek direct daarover moet gaan.
Wat is de grondlijn in de Bijbel met betrekking tot KID? Wat zegt de Bijbel over het tijdelijke karakter van de hel? Daarover zwijgt het commentaar en in het verslag wordt het ook niet geëxpliciteerd. Misschien heeft de eerste spreker zich daarover wel uitgelaten. Maar dat had dan voor een gereformeerde journalist, gemeten aan Van den Brink, reden moeten zijn dit te verslaan, omdat het de essentie van de discussie vormt!

Dat zie ik vaker gebeuren. Wel grote woorden over de beslissende stem van de Bijbel maar geen inhoudelijke discussie over de uitleg van de Bijbel. Bijvoorbeeld als het Nederlands Gereformeerde rapport over de vrouw in het ambt wordt getypeerd als een stuk dat gekenmerkt wordt door de invloed van de moderne hermeneutiek (= uitlegkunde). Degene die dat zegt dient dan onmiddellijk uit te leggen waarom de door hem gewraakte uitlegkundige principes in strijd zijn met de Bijbel en deze opvatting aan degenen die hij bestrijdt voor te leggen. Dat blijft doorgaans achterwege.

De gevolgen hiervan zijn verreikend. Daardoor staat namelijk de ene mening over wat de Bijbel zegt tegenover de andere, en wordt ondanks alle verzekeringen van het tegendeel de indruk gewekt, dat niet de Bijbel maar onze mening voor ons de doorslag geeft.
Eerlijk gezegd heeft mijn ervaring met theologische discussies, en ook met het uit de weg gaan daarvan, mij een beetje somber gemaakt over het antwoord op de vraag of de Bijbel echt het laatste woord heeft.
Laten we beginnen met onszelf de tucht op te leggen dat we verschillen van inzicht vanuit de Bijbel verantwoorden en aan de Bijbel laten toetsen.

Dit bericht is geplaatst in Logboek. Bookmark de permalink.