Er zijn dingen waar ik heel erg mijn best voor moet doen om ze te begrijpen. Het doorschieten van ons kapitalistische systeem is er een van. Eerst stijgen de beurskoersen tot onwaarschijnlijke hoogten in een euforie van verwachtingen, alsof het nooit op kan. Dan komt er een omslag. De enorme bedragen op de kapitaalmarkt verdampen, omdat beurshandelaren het vertrouwen in de banken kwijt zijn. Een instelling die eerst tientallen miljarden waard was, is de volgende dag bankroet.
Ik stel mij dat zo voor. Bankinstellingen verkrijgen kapitaal door spaarders die tegen rente hun geld daar wegzetten. De tweede manier om aan geld te komen, is, dat de bankbedrijven op de beurs aandelen aanbieden tegen een bepaald bedrag. Als een bedrijf goed loopt, stijgen de beurskoersen van zijn aandelen en daardoor beschikt de betreffende bank over nog meer kapitaal. Heb ik beet of zit ik ernaast?
Het verhaal is nog niet af. Want er is nog een manier om het kapitaal te vermeerderen. De banken gaan met het verkregen kapitaal geld verdienen. Ze verstrekken leningen, waarop zij winst maken door er rente op te heffen. Deze gevraagde rente is hoger dan de verschafte rente op het spaargeld dat aan de banken in beheer is gegeven.
Op dat punt van de leningen is de ellende begonnen. Er zijn in Amerika veel te gemakkelijk leningen gegund aan woningbezitters die daarmee hun huis hebben gefinancierd. Op grote schaal blijken mensen nu hun hypotheek niet te kunnen aflossen, omdat ze op te grote voet leven. Zij moeten hun huis uit, dat door de bank verkocht wordt. Maar omdat het op grote schaal gebeurt, zakt de huizenmarkt in. Het huis blijkt als onderpand fors in waarde te dalen. De bank krijgt z’n geld niet en komt in de rode cijfers. Spaarders die daar lucht van krijgen zijn bang voor een failissement en nemen hun geld op. De beurswaarde van de aandelen keldert. De bank verliest zijn kapitaal en gaat failliet.
Andere financiële instellingen worden in die val meegesleept, omdat de belangen verstrengeld zijn. Banken lenen namelijk ook aan elkaar. Het vertrouwen in de economie neemt af. Mensen stellen niet-noodzakelijke aankopen uit. Een wereldwijde recessie is het gevolg, gekenmerkt door faillissementen, inflatie en hoge werkloosheid.
Zelfs als het bovenstaande juist is, snap ik het niet. De waarde die bedrijven en hun aandelen hebben, is de waarde die wij eraan geven. En de waarde die wij eraan geven wordt bepaald door het vertrouwen dat wij in die bedrijven en hun aandelen hebben. En het vertrouwen in die aandelen is weer het gevolg van de verwachting dat het bedrijf een goed rendement zal opleveren. Dit rendement is echter weer afhankelijk van het vertrouwen in de stabiliteit van de markt bij de eventuele klanten die allerlei goederen kopen. Mijn vertrouwen is gebaseerd op het vertrouwen van anderen. Iedereen die er vertrouwen in heeft, vertrouwt het omdat alle andere spelers het vertrouwen. Maar onder het vertrouwen ligt alleen maar vertrouwen, vertrouwen dat ten diepste in de lucht hangt. Ziehier de paradox die ik niet kan doorgronden.
Nu Jezus. Hij zei: ‘Verzamelt u geen schatten op aarde’, ‘Je kunt niet God dienen én het Kapitaal’, en: ‘Maakt u geen zorgen voor de dag van morgen.’ Hij had waarschijnlijk geen verstand van economie, want dan had Hij dit nooit gezegd. Of geeft Hij hier fundamentele kritiek op een economisch systeem waaraan wij ons allemaal verslingerd hebben? Wat ik niet zo goed begrijp (en ook niet zo goed verdraag) is, dat christenen op allerlei punten de woorden van Jezus uiterst serieus nemen, maar dat ze die op dit punt in de wind slaan.
Een ander punt nog. Wat blijken mensen bereid om op wankele gronden hun vertrouwen te geven! Onbegrijpelijk. De bevriezing van de IJslandse tegoeden spreekt boekdelen. Dan weet ik wel iets dat op veel steviger gronden ons vertrouwen waard is. Denk eens aan de investering door Jezus in de liefde en het recht van God. Hij gaf er zijn leven voor.