Nu stap ik over naar het kerkrechtelijke deel van het rapport. Mijn toon wordt daarbij wel wat scherper, maar daar is aanleiding voor. De meerderheid van de commissie is van mening dat kerkenraden die een vrouw in een van de ambten bevestigen door de classis moeten worden geschorst en uiteindelijk afgezet, wanneer ze niet naar het geduldige en ernstige vermaan van de classis willen luisteren. Dit moet gebeuren op basis van de artikelen 79 en 80 van de kerkorde. Vanuit de classis moet dan een noodkerkenraad worden samengesteld die de taken overneemt.
Aan de genoemde kerkordeartikelen worden twee gronden voor schorsing en afzetting ontleend: scheurmakerij en woordbreuk. Scheurmakerij omdat zo’n kerkenraad de onderlinge solidariteit onder druk zet door een eigen koers te varen. Zo’n kerkenraad zegt het vertrouwen in het kerkverband op. En woordbreuk omdat hij zich niet houdt aan de eigen belofte alle kerkelijke besluiten te zullen naleven.
Op het eerste gezicht lijkt dit tamelijk helder, maar bij nader inzien is er van alles mis mee. Het belangrijkste bezwaar is, dat de artikelen 79 en 80 hier niet van toepassing zijn. Die gaan niet over schorsing en afzetting van een complete kerkenraad door een classis. Die gaan over grove zonden door individuele ambtsdragers begaan. Een ouderling of diaken moet door de eigen kerkenraad samen met de kerkenraden van de meest nabijgelegen kerken worden afgezet (zonder voorafgaande schorsing). Een predikant wordt door de classis eerst geschorst en bij voldoende bewijs afgezet. Toepassing op een complete kerkenraad is een oneigenlijk beroep op deze artikelen.
Verder is scheurmakerij niet aan de orde. Scheurmakerij is: wij verbreken de band met de andere kerken, wij stappen uit het kerkverband. Dat is wat prof. Herman Selderhuis een jaar geleden aan dissidente kerkenraden adviseerde: een kerkverband is geen Bijbelse instelling, als het je daar niet zint, dan stap je er toch uit! Dát is scheurmakerij. Want het kerkverband wil uitdrukking geven aan de eenheid die de kerken in Christus vormen. Kerken die tegen de kerkelijke besluiten in toch vrouwelijke ambtsdragers aanstellen, brengen wel een spanning in het kerkverband aan de oppervlakte – een spanning die er onderhuids trouwens al is -, maar zij breken niet met het kerkverband. Dat willen zij helemaal niet. Zij hebben er juist een heleboel moeizame exercities voor over om in het kerkverband te blijven. Zij moeten veel onbegrip en kritiek incasseren en pareren. Liever dat dan het kerkverband verlaten.
Het rapport lijkt een overtuigende argumentatie te hebben: de kerkenraad volhardt ondanks aanhoudend vermaan in zijn eigen weg en verbreekt daarmee de kerkelijke eenheid. Dat moet worden getypeerd als scheurmakerij (212 regel 24). Het probleem zit bij de zinsnede: ‘en verbreekt daarmee de kerkelijke eenheid.’ Wat wordt hier onder kerkelijke eenheid verstaan? De onderlinge gemeenschap op basis van het gedeelde geloof? Die eenheid wordt niet door de kerkenraad verbroken. Of gaat het om eenvormigheid? Maar gebrek aan eenvormigheid is nog geen scheurmakerij. Welke eenheid staat de meerderheid van de commissie voor ogen?
Het commissierapport noemt op diverse plaatsen woordbreuk een grove zonde die een kerkenraad schorsingswaardig zou maken, maar op een ander moment blijkt woordbreuk als zodanig toch niet een doorslaggevende grond te zijn. Dat is het wel bij bewuste afwijking van principiële besluiten, maar niet van minder zwaarwegende bepalingen (215 regel 3). Dat betekent dat woordbreuk op zichzelf genomen kennelijk niet de reden is om een kerkenraad te schorsen.
Er is nog een opmerkelijk punt. Het meerderheidsrapport benadrukt dat tucht over ambtsdragers geen tucht betekent over de betreffende personen als gelovige kerkleden (206 regel 48 en verder; 214 regel 49 en verder). Zij worden niet van het avondmaal afgehouden. Maar artikel 80 verklaart dat het om alle zonden en grove feiten gaat, die voor ieder lid grond voor afsnijding zouden zijn. Hier gaat het om zonden waarbij de tucht over ambtsdragers wél verbonden is met tucht over de persoon van de ambtsdrager, met afsnijding als uiterste gevolg. Dat bewijst eens te meer dat de artikelen 79 en 80 (die een twee-eenheid vormen) hier niet van toepassing zijn.
Het beroep op artikel 79 en 80, op scheurmakerij en op woordbreuk blijkt niet te kloppen. Wat geeft dan ten diepste de doorslag om kerkenraden die vrouwen als ambtsdragers aanstellen en daarmee doorgaan zo hard aan te pakken? Dat kan alleen zijn dat het hier om een principieel besluit gaat (211 regel 23; 215 regel 5; 220, regel 35). Wat wordt hier als een principieel besluit gezien? Dat is een besluit dat genomen is met een beroep op Schrift en belijdenis. Maar wat nu, wanneer ook een dissidente kerkenraad zich voor zijn beleid beroept op Schrift en belijdenis? Aan deze belangwekkende vraag wijd ik mijn volgende blog.
Voor nu is het genoeg vast te stellen dat het beroep op artikel 79 en 80 van de kerkorde en op de grove zonden van scheurmakerij en woordbreuk (meineed) die daar genoemd worden, oneigenlijk is, en daarmee ongeloofwaardig. Dat gesjoemel met de kerkorde is bovenal kwalijk. Het moet een soort machtsgreep in de plaatselijke kerk rechtvaardigen, maar doet dat op dubieuze gronden.