Volgens de meerderheid van de commissie vrouw en ambt van de CGK-synode is de crisis binnen de kerken een confessionele crisis, dus: een crisis gerelateerd aan de belijdenis. Voorstanders van de vrouw in het ambt zouden het gezag van de Bijbel onvoldoende honoreren. Dat is een confessioneel punt, want in de belijdenis wordt het hoogste gezag toegekend aan de Bijbel als het Woord van God (de Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 5-7).
In mijn vijfde bijdrage heb ik laten zien dat het géén confessionele crisis is: ook zij die ruimte zien voor vrouwen in een ambt erkennen dat de Schrift met Goddelijk gezag is bekleed. In diezelfde bijdrage heb ik het beroep op de confessie zelfs nog aangescherpt: gehoorzaamheid aan de Schrift kan in sommige gevallen er zelfs toe leiden dat een kerkelijke uitspraak terzijde geschoven wordt (NGB artikel 7).
De crisis in het kerkverband is naar mijn inzicht ten diepste geen confessionele crisis, maar een constitutionele crisis. ‘Constitutioneel’ komt van ‘constitutie’, en dat is een term voor de grondwet. De grondwet in de kerk is de wet van God zoals die in het Oude Testament is gegeven, en in het Nieuwe Testament op een nieuwe manier wordt toegepast. Daarom horen ook de onderwijzingen van Jezus en de apostelen daarbij. Het diepste probleem is een verschil van inzicht in hoe die wet van God fungeert. In mijn tweede en derde bijdrage heb ik daar het nodige over gezegd.
Hoe gaat de commissiemeerderheid met die constitutionele crisis om? In de eerste plaats op een defensieve manier. Ook al worden haar uitgangspunten onder kritiek gesteld, dat is voor haar geen aanleiding die uitgangspunten te herbezien. Nee, die uitgangspunten vormen juist de maatstaf om de zuiverheid van andere opvattingen te beoordelen. Die vallen dan natuurlijk door de mand, want ze komen niet overeen met de eigen uitgangspunten. Daarmee komen we in een cirkelredenering terecht: ‘mijn visie is Bijbels’ – daarop komt kritiek – die kritiek wijkt af van mijn visie – die kritiek is daarom niet juist – want mijn visie is Bijbels.
Dat is niet het enige wat de commissiemeerderheid in de constitutionele crisis wil doen. Zij gaat ook in de aanval. Die aanval lijkt op een staatsgreep: ministers worden afgezet wanneer zij de eenheidskoers niet varen en de macht wordt overgenomen. Dat is aan de orde in zelfstandige gemeenten die vrouwen bevestigen in een van de ambten.
Waarom is dan sprake van een staatsgreep? Omdat er allerlei middelen worden aangewend die niet door de constitutie en de regelgeving daaromheen worden gelegitimeerd. Daarvoor kan de lezer terecht bij mijn vierde en zesde bijdrage.
Ondertussen is wel duidelijk dat dit een uiterst onbevredigende gang van zaken is. Een constitutionele crisis wordt bezworen onder het mom dat het om een confessionele crisis gaat.
Daarmee doe je de oppositie geen recht, want je schuift haar ten onrechte confessionele ontrouw in de schoenen.
Je doet aan de constitutie geen recht, want je vereenzelvigt je eigen visie daarop met de constitutie zelf, en je bent niet bereid je eigen mening serieus te toetsen. Feitelijk onderwerp je je dan niet aan de constitutie. Ook maak je misbruik van de afgeleide regels, omdat je die in oneigenlijke zin toepast.
En je doet aan de kerken geen recht, omdat je de eigen status van de plaatselijke kerk niet respecteert en doelbewust een breuk riskeert om de constitutionele crisis op te lossen.
En dat terwijl de kerken hebben uitgesproken dat de gezamenlijke confessie de basis is voor de onderlinge eenheid, en niet een eigen interpretatie van de constitutie.
Hoe moet de constitutionele crisis dan wel worden opgelost? Door elkaar te blijven erkennen als kerk van Christus en op die basis de eenheid te bewaren. Voorts door met elkaar in gesprek te blijven om elkaar kritisch te bevragen en aan elkaar verantwoording te blijven geven van onze positie.