Het verlangen van Jezus

‘Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt.’ Lucas 22:15

Verlangen is een herkenbare emotie bij mens en dier. Jezus is er ook door gekenmerkt geweest op aarde. Dat maakt zijn leven zo menselijk. Hij verlangde ernaar om met zijn leerlingen de pesachmaaltijd te gebruiken. Dan moet die maaltijd voor Hem wel een bijzondere betekenis hebben! Wat ervaart Hij daar dan in? Wat ontvangt Hij erin, dat zo bijzonder is, dat Hij het niet zou willen missen?

Het eerste van waarde is zijn verbondenheid met Israël en met zijn Vader, de God van Israël. Pesach is het feest van de uittocht uit Egypte en van de bewaring van de oudste zonen van Israël, terwijl in Egypte alle eerstgeborenen stierven. De Heer gaat bevrijdend mee door de geschiedenis. In die voortgaande lijn speelt het leven en het lijden van Jezus zich af. Hij verlangt ernaar dat die verbondenheid wordt versterkt.

Maar er is meer. Hij geeft het zelf aan. Hij verlangt niet alleen naar de viering van Pesach op zichzelf, Hij verlangt naar het eten van het pesachmaal ‘met jullie’, met zijn leerlingen. Dat woord ‘jullie’ komt in zijn woorden tijdens de maaltijd een paar keer terug. Bij het breken en delen van het brood zegt Hij: ‘Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt.’ En van de beker zegt Hij: ‘Deze beker die voor jullie wordt uitgegoten.’
Wat kunnen we hieruit opmaken? Dat Jezus één en al verlangen is om zijn leerlingen deel te geven aan het nieuwe leven, het leven dat door zijn dood en opstanding vrijkomt. Jezus verlang er hevig naar ons te laten delen in zijn liefde en levenskracht.

Ook dit is nog maar een deel van het antwoord. Volgens mij zit er nog meer achter dat verlangen om dit feestmaal met zijn leerlingen te vieren. Hij zegt: nu kan het nog, straks kan het niet meer. ‘Want ik zeg jullie: Ik zal geen pesachmaal meer eten voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het koninkrijk van God’ (vers 16). Het is zijn laatste mogelijkheid, zo samen met zijn volgelingen. Hij zal van hen heengaan. Dan is Hij niet meer met hen op aarde. Dan is Hij verhoogd in de hemel. Maar nu is Hij nog bij hen. Op de ene of andere manier vindt Hij dat fijn. Hij verlangt ernaar met hen samen te zijn, en samen Gods verlossing te vieren, de verlossing uit de machten van slavernij en dood.

Jezus de Heer verlangt er dus naar bij ons te zijn, met ons verbonden, samen in het licht van Gods vrede. Het is zijn verlangen naar gemeenschap. Die komt voort uit zijn liefde. Waarop is zijn verlangen gericht? Op de gemeenschap met God, op onze redding door middel van het offer van zijn leven voor onze zonden, en op de gemeenschap met ons.

Hoe gaan wij daarmee om? Wat brengt Jezus’ verlangen bij ons teweeg? Het gaat erom dat Jezus’ verlangen om ons te redden bij ons weerklank vindt in het verlangen ons door Hem te laten redden, en dat zijn verlangen om bij ons te zijn beantwoord wordt door ons verlangen dicht bij Hem te leven, om samen met Hem Gods bevrijdende daden te vieren.

Daar kan een mens ver vandaan leven. Maar zelfs dan werkt het verlangen van Jezus door. Hij sprak die woorden in het bijzijn van Judas, die Hem kort daarna zou verraden. Ook Judas wordt aangesproken. Jezus is daarin oprecht. Wat zal Judas’ afwijzing Hem veel pijn hebben gedaan. Het neemt niet weg dat Hij zich openstelt. Hij doet een appèl op ieder van ons.

Wij allemaal verlangen wel ergens naar. Daar zijn we mensen voor. Laat ons verlangen uitgaan naar Hem.

Dit bericht is geplaatst in Meditatief. Bookmark de permalink.