Hoeveel dwaling kan de kerk verdragen? (1)

In de zondagbijlage van het ND van 12 september vraagt Dick Schinkelshoek zich af of de vrijgemaakten de Protestantse Kerk achterna gaan. Met die vraag haakt hij in op de definitieve besluitvorming binnen de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) over de openstelling van de ambten voor vrouwelijke belijdende leden. Niet iedereen is gelukkig met dat besluit. ‘De gevolgen kunnen groot zijn’, aldus de Rehobothkerk op Urk. Met andere woorden: dit zou wel eens een scheuring tot gevolg kunnen hebben. Schinkelshoek stelt daartegenover wat de Protestantse professor van de Gereformeerde Bond Henk van den Belt vorig jaar december de bezwaarden op het hart drukte: om déze reden moet je niet weggaan uit je kerkverband.

Het mag duidelijk zijn waarom de mogelijke gevolgen door de bezwaarden zo zwaar worden aangezet. Dat is omdat hier naar hun oordeel van een dwaling sprake is. Zij zijn van mening dat de Bijbel anders spreekt. De afwijking daarvan is ontrouw aan het gezag van de Schrift. Als we dat moeten constateren, is er geen kerkelijke gemeenschap meer mogelijk als er geen bekering komt. Dat leidt mij tot de vraag: hoeveel dwaling kan de kerk verdragen? Is het mogelijk om samen in één kerkverband te blijven, ook als de een de ander op inhoudelijke punten van afdwaling en ontrouw meent te moeten betichten?

In het stuk ondersteunt Schinkelshoek de oproep van Van den Belt met een beroep op een andere Protestantse hoogleraar: de inmiddels overleden Gerrit de Kruijf. Die zegt: je kunt wel vinden dat de ander het niet goed ziet, maar hoe weet je nu zeker dat je zelf geen vergissing maakt in dat oordeel? ‘Gelovigen hebben de neiging te denken dat wat zij verstaan als Gods wil, ook goed is voor anderen’ (in Ethiek onderweg). Maar ons kennen is ten dele. Dat brengt met zich mee dat er verschil van mening bestaat. Wie zal het laatste woord spreken? Dat doet God.

Wordt op deze manier niet alles in het midden gelaten? Is Gods Woord dan niet duidelijk? Moeten we onze eigen overtuiging niet serieus nemen? Maar we hebben daarvoor toch goede gronden? Althans daar twijfelen we geen moment aan. Dwaling moet toch worden ontmaskerd en veroordeeld? Als we die in de kerk toelaten, is het hek toch van de dam?

Hierover wil ik het gesprek aangaan met het meer behoudende segment van de kleinere gereformeerde kerken, vooral in de CGK en in mindere mate in de HHK en de GKv. Het gaat me niet speciaal over het thema van vrouw en ambt. Je zou ook kunnen denken aan het thema van schepping door evolutie, waarover het in mijn blogs al eerder ging, of over het thema van de lichamelijke nabijheid, dat bij de oproepen tot afstand houden in de coronatijd zo op de voorgrond treedt, en dan in relatie gebracht met homoseksualiteit. Op al deze thema’s gaan de wegen uiteen en klinken er verwijten van ontrouw aan de Schrift.

Hebben Van den Beld en De Kruijf gelijk? Ik denk van wel. Om dat toe te lichten leg ik de vinger bij de verbijsterende rechtlijnigheid die je in behoudende kringen tegenkomt. De eigen inzichten worden vereenzelvigd met de waarheid. Het gevolg is dat de ruimte voor anders denken ontbreekt. Ik grijp terug op een recente ervaring.

In een discussie over schepping en evolutie blijkt mijn gesprekspartner ervan overtuigd dat het scheppingsgeloof en de evolutietheorie onverenigbaar zijn. Ik wil juist wel rekening houden met de mogelijkheid dat de evolutietheorie hout snijdt. Zijn conclusie is dat ik het scheppingsgeloof laat vallen. Door die conclusie voel ik mij geschoffeerd, want ik vind het scheppingsgeloof uitermate belangrijk en benadruk dat ook. Maar de ander redeneert: scheppingsgeloof en evolutietheorie zijn onverenigbaar. Aanvaarding van de evolutietheorie betekent dús dat je het scheppingsgeloof loslaat. Zijn gelijk weegt hem zwaarder dan mijn overtuiging.

Je zou het met het volgende meningsverschil kunnen vergelijken. Een radicale republikein stelt dat monarchie en democratie onverenigbaar zijn. Zijn gesprekspartner is het daar niet mee eens, die is koningsgezind en geeft daarmee ruimte aan de monarchie. De republikein concludeert: monarchie en democratie zijn onverenigbaar, dús de monarchist laat de democratie los. De laatste staat perplex.

Ander voorbeeld. Een dierenactivist is van mening dat liefde voor dieren onverenigbaar is met de commerciële melk- en slachtveehouderij. Een boer die in deze sector werkt is dat niet met hem eens. Dús is de conclusie van de activist: die boer heeft geen liefde voor zijn dieren. Wat bij de boer grote verontwaardiging en gevoel van miskenning oproept.

Terug naar het oorspronkelijke debat. Het behoudende standpunt is dat respect voor de Schrift en aanvaarding van vrouwelijke ambtsdragers onverenigbaar zijn. Dús wie de openstelling van de ambten voor vrouwen bepleit, heeft geen respect voor de Schrift. Zou het echt zo zwart-wit zijn?

In mijn volgende bijdrage zal ik een voorbeeld geven waaruit blijkt dat het onmogelijk is dat de kerk nooit dwaalt. Het gaat over de dwaling van Calvijn.

 

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie met de tags , , , . Bookmark de permalink.