Hoe is het mogelijk dat een voortreffelijke exegeet als Calvijn tegen duidelijke aanwijzingen in de Bijbel in een opvatting over God kan huldigen die Hem in wezen voor de mensen onpersoonlijk en afstandelijk maakt? Zoals we hebben gezien had hij daar zijn motieven voor. Hij wilde daarmee de onafhankelijkheid en soevereine grootheid van God verdedigen.
Misschien is een andere vraag nog wel interessanter: hoe is het mogelijk dat op een gegeven moment deze uitleg als onbevredigend, want onbijbels en vervreemdend, onder kritiek kwam te staan. Daarvoor schiet doorgaans de verklaring dat de Bijbel toch duidelijk anders spreekt, tekort. In dat geval was Calvijn de eerste geweest om het ontoereikende van zijn uitleg te beseffen. Het doorbrekend besef dat er iets loos is, heeft met iets anders te maken. Er kwam verandering in de vooronderstellingen waarmee men de Bijbel las.
De vooronderstelling van Calvijn en vele anderen was, dat zij over God dachten primair in termen van macht en grootheid. Een God die zich laat raken door wat mensen doen, maakt zich zwak en afhankelijk van die mensen. Dat is Hem onwaardig.
Vanaf (ruwweg) de 17e eeuw maakt een ander levensbesef zich breed, dat niet begint bij God, maar bij de mens. Niet Gods almacht en onveranderlijkheid vormen het primaire oriëntatiepunt, maar het menselijke individu met zijn verstand en gevoel. Het menselijke subject met zijn begrijpen en beleven wordt een stuk belangrijker. Aandacht voor individualiteit en subjectiviteit bepaalt de nieuwe culturele onderstroom. Dat hoeft niet te betekenen dat de mens over God wil heersten – al kan het daar wel op uitlopen -, maar dat hij een andere vooronderstelling heeft dan Calvijn: niet Gods onbewogenheid maar een God die een persoonlijke relatie aangaat met mensen. ‘Persoonlijke relatie’ gaat nu het karakter van het spreken over God bepalen. Het begrip ‘persoon’ krijgt – anders dan vroeger – de lading van ‘zelfbewust individu’ dat zich tot andere individuen verhoudt. Deze culturele onderstroom van de individualisering maakt deel uit van de beweging die kortweg aangeduid wordt als de modernisering.
Wordt deze ontwikkeling door de Bijbel gesteund? Juist díe Bijbelse noties kunnen tot hun recht komen die bij Calvijn en anderen in de knel kwamen: de persoonlijke relatie van God tot de mensen, zowel positief in zijn liefde als negatief in zijn verontwaardiging en woede. Bidden, een centraal thema in de Bijbel, wordt zo ook meer een gebeuren waarin persoonlijk contact wordt gezocht en ervaren met God. De houding van God komt in haar warmte meer tot haar recht. Het verbond, ook een doorgaand Bijbels thema, wordt minder een contract met voorwaarden, en meer een regeling die getuigt van persoonlijke verbondenheid. Het spreken over de menswording van God de Zoon wordt minder geforceerd, omdat het minder wordt belast met de vraag of God wel mens kán worden. De traditionele theologie kwam daar niet goed uit. Allemaal winst dus.
Toch moeten we ook hier oppassen. Individuele beleving en menselijke subjectiviteit kunnen de uitleg van het Bijbelse getuigenis onbedoeld ook domineren. Dan komt tekort wat Calvijn juist wilde beschermen: Gods onafhankelijke macht die al het menselijke te boven gaat. Hij heeft en houdt het initiatief. Ook die noties zijn fundamenteel in de Bijbel.
Zo zien we dat ook de benadering vanuit de moderne subjectiviteit haar beperkingen heeft. Ook hier komen we zomaar in een dwaling terecht. Van de ene dwaling (Aristoteles en Calvijn) in de andere (moderniteit). Misschien moesten we maar erkennen dat we zo allemaal onze eigen, cultureel bepaalde vooronderstellingen hebben. Die vooronderstellingen zijn voor ons even vanzelfsprekend waar als die van Calvijn dat voor hem waren. Daarmee lopen ook wij het risico op onze eigen dwaling.
Dat leidt mij tot een tweede voorlopige antwoord op onze vraag: ‘Hoeveel dwaling kan de kerk verdragen?’ Dat is dat we maar niet te snel van dwalingen bij anderen moeten spreken. Want dat veronderstelt dat wij zelf een onberispelijke positie innemen van waaruit wij de ander kunnen beoordelen. Alsof onze eigen positie niet ook wordt beïnvloed door culturele onderstromen.
In mijn volgende en laatste bijdrage wil ik nagaan wat dit concreet betekent voor onze opstelling in de onderwerpen die ons in deze tijd erg bezighouden.