Hoe komt het rapport aan zijn conclusies? Er is een dominante denklijn die vanaf het begin de richting bepaalt. Deze denklijn bepaalt zelfs de presentatie van de ter zake doende gegevens. Bij de inleiding op de behandeling van de Schrift is de toelichting: ‘We beginnen bij het begin’ (p. 21). En dan volgt een bespreking van schepping en zondeval in Genesis 1, 2 en 3. Als de intro is ‘We beginnen bij het begin’, dan verwacht je daarna: ‘We vervolgen met het vervolg’. Maar die verwachting komt niet uit. Niet Genesis 19 wordt vervolgens besproken, over de mannen van Sodom die gemeenschap met Lots bezoekers willen hebben, maar Romeinen 1.
Er staat niet bij waarom deze volgorde is gekozen, maar ik heb wel een vermoeden. In Romeinen 1 staat de term ‘tegennatuurlijk’ centraal, en die kan eerst Bijbels worden uitgelegd na Genesis 1. Als dit vermoeden juist is, draait de argumentatie volledig om de term ‘tegennatuurlijk’. De interpretatie daarvan wordt volledig toegespitst op de normatieve, heilige orde in de schepping. Alles wat daarvan afwijkt is ongeordend en wordt door God afgewezen. Vandaar ook de conclusie dat het niet uitmaakt in wat voor vorm homoseksuele contacten plaatsvinden, het is allemaal tegennatuurlijk.
In aflevering 5 heb ik al aangewezen dat deze interpretatie eenzijdig is. Zij houdt er namelijk geen rekening mee, dat ‘tegennatuurlijk’ onlosmakelijk verbonden is met de opstand tegen God de Schepper, uitkomend in afgoderij. Homoseksuele gemeenschap is tégennatuurlijk omdat zij de Schepper miskent en zich tegen Hem verzet.
Als we dit erbij bedenken, maakt het wel degelijk uit op wat voor manier homoseksuele contacten plaatsvinden. Christenen die bij zichzelf ontdekken dat zij een homo-oriëntatie hebben, zijn met hun homoseksuele verlangens niet tegen de Schepper gericht. Misschien willen ze wel anders. Per saldo zijn er dan twee vormen van homoseksuele contacten: die welke de manifestatie is van afgoderij en schending van Gods majesteit, en die welke uiting geeft aan een diep seksueel verlangen dat afwijkt van wat God in de schepping heeft bedoeld.
Als dat verzet tégen God ontbreekt, is ook het tegen-karakter van ‘tegennatuurlijk’ afwezig. Je zou dan beter van ónnatuurlijk kunnen spreken. Echter, als we dat doen, verliest ook de scheppingsorde haar loodzware morele lading. Dat past ook beter bij onze conclusie uit aflevering 8, dat wij buiten de wet om gered worden. Pas als homoseksualiteit verzet is tegen God, is het impliciet ook verzet tegen het evangelie, en wij kunnen niet gered worden buiten het evangelie om.
Als we over ‘onnatuurlijk’ spreken, komen we in de sfeer van de vergelijking die collega Wiedelt Steenbergen maakte op een digitaal forum. Hij maakte de vergelijking met de Removoskaarten die je vroeger van tijd tot tijd in de brievenbus kreeg, geschilderd door kunstenaars zonder handen, mondschilders en voetschilders. In zekere zin is dat ook onnatuurlijk. God heeft de mond gegeven om te eten en te praten, en voeten om te lopen, en niet om te schilderen. Ook hier kun je spreken van de gevolgen van de zondeval. En toch zijn we blij dat deze mensen via hun mond en voet hun gaven kunnen ontplooien.
Belangrijker dan een aansprekend beeld is de vraag hoe de Bijbel zelf denkt over de norm van de scheppingsorde. Kort gezegd: In de Bijbel is Gods scheppingsbedoeling vaak een ijkpunt, maar de Bijbel gaat daar niet rigide mee om. ‘Van den beginnen is het alzo niet geweest’ zegt Jezus op de problematiek van de scheiding (Matteüs 19:8). Maar Jezus zegt ook dat bij de opstanding de mensen niet trouwen en niet worden uitgehuwelijkt (Matteüs 22:30).
Een ander voorbeeld is de sabbat. De tien geboden grijpen voor de sabbat terug op de schepping: zes dagen heeft God gearbeid en de zevende dag heeft hij gerust. Daarom zegende de Heer de dag van de sabbat en zette die apart als rustdag. Toch zegt Paulus: ‘De een beschouwt bepaalde dagen als bijzondere dag, voor de ander zijn alle dagen gelijk. Laat iedereen zijn eigen overtuiging volgen’ (Romeinen 14:5). En in Kolossenzen 2:16-17 zegt hij: ‘Laat niemand u iets voorschrijven op het gebied van eten en drinken of het vieren van feestdagen, nieuwemaan en sabbat. Dit alles is slechts een schaduw van wat komt – de werkelijkheid is Christus.’ Dus ook al gaat de sabbat terug op de schepping, toch laat Paulus het houden ervan over aan de christelijke vrijheid.
Zelfs als Paulus hier uitsluitend zou denken aan feestdagen en bijzondere sabbatten, en niet over de sabbat in het algemeen – het lijkt me vergezocht, maar goed – dan nog heeft de schepping niet het laatste woord: de sabbat is verschoven naar de zondag, de laatste dag wordt de eerste dag, en dat door Christus.
Mijn conclusie is, dat de spil van de argumentatie in het rapport niet sterk is. Het ‘tegennatuurlijk’ is geen einde van alle tegenspraak. De scheppingsorde kan geen hoeksteen van de argumentatie zijn.